Niederländisch
Detailübersetzungen für teruggrijpen (Niederländisch) ins Deutsch
teruggrijpen:
-
teruggrijpen (teruggaan; dateren)
zurückgehen; kehren; zurückgreifen-
zurückgehen Verb (gehe zurück, gehst zurück, geht zurück, gang zurück, ganget zurück, zurückgegangen)
-
zurückgreifen Verb (greife zurück, greifst zurück, greift zurück, griff zurück, grifft zurück, zurückgegriffen)
-
Konjugationen für teruggrijpen:
o.t.t.
- grijp terug
- grijpt terug
- grijpt terug
- grijpen terug
- grijpen terug
- grijpen terug
o.v.t.
- greep terug
- greep terug
- greep terug
- grepen terug
- grepen terug
- grepen terug
v.t.t.
- heb teruggegrepen
- hebt teruggegrepen
- heeft teruggegrepen
- hebben teruggegrepen
- hebben teruggegrepen
- hebben teruggegrepen
v.v.t.
- had teruggegrepen
- had teruggegrepen
- had teruggegrepen
- hadden teruggegrepen
- hadden teruggegrepen
- hadden teruggegrepen
o.t.t.t.
- zal teruggrijpen
- zult teruggrijpen
- zal teruggrijpen
- zullen teruggrijpen
- zullen teruggrijpen
- zullen teruggrijpen
o.v.t.t.
- zou teruggrijpen
- zou teruggrijpen
- zou teruggrijpen
- zouden teruggrijpen
- zouden teruggrijpen
- zouden teruggrijpen
en verder
- ben teruggegrepen
- bent teruggegrepen
- is teruggegrepen
- zijn teruggegrepen
- zijn teruggegrepen
- zijn teruggegrepen
diversen
- grijp terug!
- grijpt terug!
- teruggegrepen
- teruggrijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für teruggrijpen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
kehren | dateren; teruggaan; teruggrijpen | draaien; kantelen; keren; omdraaien; omkeren; overstag gaan; rollen; ronddraaien; roteren; teruggaan; wederkeren; weerkeren; wenden; wentelen; zwenken |
zurückgehen | dateren; teruggaan; teruggrijpen | achteruitgaan; afglijden; afnemen; aftakelen; afzakken; bederven; bezwijken; declineren; degenereren; in de war sturen; inkrimpen; instorten; inzinken; kleiner worden; minder worden; nekken; ontaarden; ruïneren; slinken; tenondergaan; teruggaan; verderven; vergaan; verrotten; verteren; vervallen; verworden; verzieken; wederkeren; weerkeren; wegglijden; wegrotten; wegzinken; zinken |
zurückgreifen | dateren; teruggaan; teruggrijpen |