Niederländisch

Detailübersetzungen für tegengegaan (Niederländisch) ins Deutsch

tegengegaan:

tegengegaan Adjektiv

  1. tegengegaan (bestreden; verzet)

Übersetzung Matrix für tegengegaan:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abgestritten bestreden; tegengegaan; verzet
bekämpft bestreden; tegengegaan; verzet
bestritten bestreden; tegengegaan; verzet
dementiert bestreden; tegengegaan; verzet
entgegengetreten bestreden; tegengegaan; verzet

tegengegaan form of tegengaan:

tegengaan Verb (ga tegen, gaat tegen, ging tegen, gingen tegen, tegengegaan)

  1. tegengaan (tegenwerken; tegenstreven; weerstreven)
    entgegenwirken; aufmucken; Widerstand leisten; umstellen; auflehnen; aufmucksen; entgegenarbeiten; sichwidersetzen
    • aufmucken Verb (mucke auf, muckst auf, muckt auf, muckte auf, mucktet auf, aufgemuckt)
    • Widerstand leisten Verb (leiste Widerstand, leistest Widerstand, leistet Widerstand, leistete Widerstand, leistetet Widerstand, Widerstand geleistet)
    • umstellen Verb (stelle um, stellst um, stellt um, stellte um, stelltet um, umgestellt)
    • auflehnen Verb (lehne auf, lehnst auf, lehnt auf, lehnte auf, lehntet auf, aufgelehnt)
    • aufmucksen Verb (muckse auf, mucksest auf, muckst auf, muckste auf, muckstet auf, aufgemuckst)

Konjugationen für tegengaan:

o.t.t.
  1. ga tegen
  2. gaat tegen
  3. gaat tegen
  4. gaan tegen
  5. gaan tegen
  6. gaan tegen
o.v.t.
  1. ging tegen
  2. ging tegen
  3. ging tegen
  4. gingen tegen
  5. gingen tegen
  6. gingen tegen
v.t.t.
  1. heb tegengegaan
  2. hebt tegengegaan
  3. heeft tegengegaan
  4. hebben tegengegaan
  5. hebben tegengegaan
  6. hebben tegengegaan
v.v.t.
  1. had tegengegaan
  2. had tegengegaan
  3. had tegengegaan
  4. hadden tegengegaan
  5. hadden tegengegaan
  6. hadden tegengegaan
o.t.t.t.
  1. zal tegengaan
  2. zult tegengaan
  3. zal tegengaan
  4. zullen tegengaan
  5. zullen tegengaan
  6. zullen tegengaan
o.v.t.t.
  1. zou tegengaan
  2. zou tegengaan
  3. zou tegengaan
  4. zouden tegengaan
  5. zouden tegengaan
  6. zouden tegengaan
en verder
  1. ben tegengegaan
  2. bent tegengegaan
  3. is tegengegaan
  4. zijn tegengegaan
  5. zijn tegengegaan
  6. zijn tegengegaan
diversen
  1. ga tegen!
  2. gat tegen!
  3. tegengegaan
  4. tegengaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

tegengaan [znw.] Nomen

  1. tegengaan (indammen; afdammen)
    Eindämmen; Abdämmen

Übersetzung Matrix für tegengaan:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Abdämmen afdammen; indammen; tegengaan
Eindämmen afdammen; indammen; tegengaan
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Widerstand leisten tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven iets weerstaan; verzet tonen; zich verzetten
auflehnen tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven in opstand komen; rebelleren
aufmucken tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven in opstand komen; in tegenspraak zijn met; rebelleren; tegenspreken; weerspreken
aufmucksen tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven in opstand komen; rebelleren
entgegenarbeiten tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven belemmeren; beletten; chicaneren; dwarsbomen; dwarsliggen; kleinzielig gedragen; tegenwerken; verhinderen; voorkomen; voorkómen
entgegenwirken tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven belemmeren; beletten; chicaneren; doen mislukken; dwarsbomen; dwarsliggen; een stokje steken voor; kleinzielig gedragen; obstinaat zijn; tegenwerken; verhinderen; verijdelen
sichwidersetzen tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven
umstellen tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven iets omdraaien; omkeren; opschuiven; overplaatsen; plaats maken; standplaats veranderen; verplaatsen; verzetten

Wiktionary Übersetzungen für tegengaan:

tegengaan
verb
  1. proberen iets te stoppen of te verhinderen

Cross Translation:
FromToVia
tegengaan entgegenwirken; bekämpfen counteract — to act in opposition to
tegengaan behindern contrarier — Empêcher d’agir, d’aboutir
tegengaan entgegenwirken contreveniragir contre une loi, une défense, un ordre, etc., ou contre une obligation que l’on contracter.