Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für te keer gaan (Niederländisch) ins Deutsch
te keer gaan:
Konjugationen für te keer gaan:
o.t.t.
- ga te keer
- gaat te keer
- gaat te keer
- gaan te keer
- gaan te keer
- gaan te keer
o.v.t.
- ging te keer
- ging te keer
- ging te keer
- gingen te keer
- gingen te keer
- gingen te keer
v.t.t.
- ben te keer gegaan
- bent te keer gegaan
- is te keer gegaan
- zijn te keer gegaan
- zijn te keer gegaan
- zijn te keer gegaan
v.v.t.
- was te keer gegaan
- was te keer gegaan
- was te keer gegaan
- waren te keer gegaan
- waren te keer gegaan
- waren te keer gegaan
o.t.t.t.
- zal te keer gaan
- zult te keer gaan
- zal te keer gaan
- zullen te keer gaan
- zullen te keer gaan
- zullen te keer gaan
o.v.t.t.
- zou te keer gaan
- zou te keer gaan
- zou te keer gaan
- zouden te keer gaan
- zouden te keer gaan
- zouden te keer gaan
diversen
- ga te keer!
- gat te keer!
- te keer gegaan
- te keer gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze