Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für stuwden (Niederländisch) ins Deutsch

stuwen:

stuwen Verb (stuw, stuwt, stuwde, stuwden, gestuwd)

  1. stuwen (voortstuwen; vooruitduwen)
    antreiben; vorwärtstreiben; drängen; forttreiben; vor sich hertreiben
    • antreiben Verb (treibe an, treibst an, treibt an, trieb an, triebt an, angetrieben)
    • drängen Verb (dränge, drängst, drängt, drängte, drängtet, gedrängt)
    • forttreiben Verb (treibe fort, treibst fort, treibt fort, trieb fort, triebt fort, fortgetrieben)
    • vor sich hertreiben Verb (treibe mich vor sich her, treibst dich vor sich her, treibt sich vor sich her, treibte sich vor sich her, treibtet euch vor sich her, sich vor sich hergetrieben)
  2. stuwen (voortstuwen; opstuwen)
    stauen; aufstauen
    • stauen Verb (staue, staust, staut, staute, stautet, gestaut)
    • aufstauen Verb

Konjugationen für stuwen:

o.t.t.
  1. stuw
  2. stuwt
  3. stuwt
  4. stuwen
  5. stuwen
  6. stuwen
o.v.t.
  1. stuwde
  2. stuwde
  3. stuwde
  4. stuwden
  5. stuwden
  6. stuwden
v.t.t.
  1. heb gestuwd
  2. hebt gestuwd
  3. heeft gestuwd
  4. hebben gestuwd
  5. hebben gestuwd
  6. hebben gestuwd
v.v.t.
  1. had gestuwd
  2. had gestuwd
  3. had gestuwd
  4. hadden gestuwd
  5. hadden gestuwd
  6. hadden gestuwd
o.t.t.t.
  1. zal stuwen
  2. zult stuwen
  3. zal stuwen
  4. zullen stuwen
  5. zullen stuwen
  6. zullen stuwen
o.v.t.t.
  1. zou stuwen
  2. zou stuwen
  3. zou stuwen
  4. zouden stuwen
  5. zouden stuwen
  6. zouden stuwen
en verder
  1. ben gestuwd
  2. bent gestuwd
  3. is gestuwd
  4. zijn gestuwd
  5. zijn gestuwd
  6. zijn gestuwd
diversen
  1. stuw!
  2. stuwt!
  3. gestuwd
  4. stuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für stuwen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
antreiben stuwen; voortstuwen; vooruitduwen aansporen; aanzetten; aanzwiepen; influisteren; ingeven; jachten; motiveren; opdrijven; ophitsen; opjagen; opzwepen; souffleren; sterk prikkelen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
aufstauen opstuwen; stuwen; voortstuwen
drängen stuwen; voortstuwen; vooruitduwen aandringen; doordrammen; doordrukken; doorstoten; drammen; drukkend door iets heen brengen; zeuren
forttreiben stuwen; voortstuwen; vooruitduwen influisteren; ingeven; souffleren; verdrijven; verjagen; wegdrijven; wegjagen
stauen opstuwen; stuwen; voortstuwen stouwen; zich verdringen
vor sich hertreiben stuwen; voortstuwen; vooruitduwen duwen; voortduwen; vooruitduwen
vorwärtstreiben stuwen; voortstuwen; vooruitduwen influisteren; ingeven; souffleren

Verwandte Wörter für "stuwen":


Wiktionary Übersetzungen für stuwen:

stuwen
verb
  1. dazu zwingen, sich in eine bestimmte Richtung zu bewegen

Cross Translation:
FromToVia
stuwen zurren; festzurren arrimer — marine|fr distribuer, arranger convenablement et placer avec solidité à l’intérieur d’un bâtiment les divers objets qui composer sa charge, sa cargaison.
stuwen hindern; sperren; versperren; absperren; aufhalten; hemmen; behindern barrerfermer avec une barre par-derrière.