Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. stevig aanpakken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für stevig aanpakken (Niederländisch) ins Deutsch

stevig aanpakken:

stevig aanpakken Verb (pak stevig aan, pakt stevig aan, pakte stevig aan, pakten stevig aan, stevig aangepakt)

  1. stevig aanpakken (grondig aanpakken; flink aanpakken)
    schuften; durchgreifen; schwer arbeiten
    • schuften Verb (schufte, schuftst, schuft, schuftete, schuftetet, geschuft)
    • durchgreifen Verb (greife durch, greifst durch, greift durch, griff durch, grifft durch, durchgegriffen)
  2. stevig aanpakken (streng behandelen)
    schuften; büffeln; schinden; durchgreifen; streng behandeln
    • schuften Verb (schufte, schuftst, schuft, schuftete, schuftetet, geschuft)
    • büffeln Verb (büffele, büffelst, büffelt, büffelte, büffeltet, gebüffelt)
    • schinden Verb (schinde, schindst, schindt, schindte, schindtet, geschindet)
    • durchgreifen Verb (greife durch, greifst durch, greift durch, griff durch, grifft durch, durchgegriffen)

Konjugationen für stevig aanpakken:

o.t.t.
  1. pak stevig aan
  2. pakt stevig aan
  3. pakt stevig aan
  4. paken stevig aan
  5. paken stevig aan
  6. paken stevig aan
o.v.t.
  1. pakte stevig aan
  2. pakte stevig aan
  3. pakte stevig aan
  4. pakten stevig aan
  5. pakten stevig aan
  6. pakten stevig aan
v.t.t.
  1. heb stevig aangepakt
  2. hebt stevig aangepakt
  3. heeft stevig aangepakt
  4. hebben stevig aangepakt
  5. hebben stevig aangepakt
  6. hebben stevig aangepakt
v.v.t.
  1. had stevig aangepakt
  2. had stevig aangepakt
  3. had stevig aangepakt
  4. hadden stevig aangepakt
  5. hadden stevig aangepakt
  6. hadden stevig aangepakt
o.t.t.t.
  1. zal stevig aanpakken
  2. zult stevig aanpakken
  3. zal stevig aanpakken
  4. zullen stevig aanpakken
  5. zullen stevig aanpakken
  6. zullen stevig aanpakken
o.v.t.t.
  1. zou stevig aanpakken
  2. zou stevig aanpakken
  3. zou stevig aanpakken
  4. zouden stevig aanpakken
  5. zouden stevig aanpakken
  6. zouden stevig aanpakken
en verder
  1. ben stevig aangepakt
  2. bent stevig aangepakt
  3. is stevig aangepakt
  4. zijn stevig aangepakt
  5. zijn stevig aangepakt
  6. zijn stevig aangepakt
diversen
  1. pak stevig aan!
  2. pakt stevig aan!
  3. stevig aangepakt
  4. stevig aanpakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für stevig aanpakken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
büffeln stevig aanpakken; streng behandelen blokken; hard studeren; hengsten; leren; studeren; vossen
durchgreifen flink aanpakken; grondig aanpakken; stevig aanpakken; streng behandelen aanpakken; doortasten; doortastend zijn; erdoor grijpen; optreden tegen; spijkers met koppen slaan
schinden stevig aanpakken; streng behandelen afhalen; afstropen; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; stropen; tarten; tergen; treiteren; uitbenen; villen
schuften flink aanpakken; grondig aanpakken; stevig aanpakken; streng behandelen aanpoten; afbeulen; afjakkeren; afsloven; buffelen; een ongeluk werken; flink aanpakken; half dood werken; hard werken; hardlopen; kapotwerken; pezen; ploeteren; rennen; sappelen; sloven; uitsloven; zich afsloven; zwoegen
schwer arbeiten flink aanpakken; grondig aanpakken; stevig aanpakken aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
streng behandeln stevig aanpakken; streng behandelen intimideren; ringeloren; tiranniseren

Verwandte Übersetzungen für stevig aanpakken