Niederländisch
Detailübersetzungen für stevig aanpakken (Niederländisch) ins Deutsch
stevig aanpakken:
stevig aanpakken Verb (pak stevig aan, pakt stevig aan, pakte stevig aan, pakten stevig aan, stevig aangepakt)
-
stevig aanpakken (grondig aanpakken; flink aanpakken)
schuften; durchgreifen; schwer arbeiten-
durchgreifen Verb (greife durch, greifst durch, greift durch, griff durch, grifft durch, durchgegriffen)
-
schwer arbeiten Verb
-
stevig aanpakken (streng behandelen)
schuften; büffeln; schinden; durchgreifen; streng behandeln-
durchgreifen Verb (greife durch, greifst durch, greift durch, griff durch, grifft durch, durchgegriffen)
-
streng behandeln Verb
Konjugationen für stevig aanpakken:
o.t.t.
- pak stevig aan
- pakt stevig aan
- pakt stevig aan
- paken stevig aan
- paken stevig aan
- paken stevig aan
o.v.t.
- pakte stevig aan
- pakte stevig aan
- pakte stevig aan
- pakten stevig aan
- pakten stevig aan
- pakten stevig aan
v.t.t.
- heb stevig aangepakt
- hebt stevig aangepakt
- heeft stevig aangepakt
- hebben stevig aangepakt
- hebben stevig aangepakt
- hebben stevig aangepakt
v.v.t.
- had stevig aangepakt
- had stevig aangepakt
- had stevig aangepakt
- hadden stevig aangepakt
- hadden stevig aangepakt
- hadden stevig aangepakt
o.t.t.t.
- zal stevig aanpakken
- zult stevig aanpakken
- zal stevig aanpakken
- zullen stevig aanpakken
- zullen stevig aanpakken
- zullen stevig aanpakken
o.v.t.t.
- zou stevig aanpakken
- zou stevig aanpakken
- zou stevig aanpakken
- zouden stevig aanpakken
- zouden stevig aanpakken
- zouden stevig aanpakken
en verder
- ben stevig aangepakt
- bent stevig aangepakt
- is stevig aangepakt
- zijn stevig aangepakt
- zijn stevig aangepakt
- zijn stevig aangepakt
diversen
- pak stevig aan!
- pakt stevig aan!
- stevig aangepakt
- stevig aanpakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze