Niederländisch
Detailübersetzungen für sluipend naderen (Niederländisch) ins Deutsch
sluipend naderen:
-
sluipend naderen (aansluipen; toesluipen)
heranschleichen-
heranschleichen Verb (schleiche heran, schleichst heran, schleicht heran, schlich heran, schlicht heran, herangeschlichen)
-
Konjugationen für sluipend naderen:
o.t.t.
- sluip nader
- sluipt nader
- sluipt nader
- sluipen nader
- sluipen nader
- sluipen nader
o.v.t.
- sloop nader
- sloop nader
- sloop nader
- slopen nader
- slopen nader
- slopen nader
v.t.t.
- heb nader geslopen
- hebt nader geslopen
- heeft nader geslopen
- hebben nader geslopen
- hebben nader geslopen
- hebben nader geslopen
v.v.t.
- had nader geslopen
- had nader geslopen
- had nader geslopen
- hadden nader geslopen
- hadden nader geslopen
- hadden nader geslopen
o.t.t.t.
- zal sluipend naderen
- zult sluipend naderen
- zal sluipend naderen
- zullen sluipend naderen
- zullen sluipend naderen
- zullen sluipend naderen
o.v.t.t.
- zou sluipend naderen
- zou sluipend naderen
- zou sluipend naderen
- zouden sluipend naderen
- zouden sluipend naderen
- zouden sluipend naderen
en verder
- ben nader geslopen
- bent nader geslopen
- is nader geslopen
- zijn nader geslopen
- zijn nader geslopen
- zijn nader geslopen
diversen
- sluip nader!
- sluipt nader!
- nader geslopen
- nader sluipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für sluipend naderen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
heranschleichen | aansluipen; sluipend naderen; toesluipen |