Niederländisch
Detailübersetzungen für sluimerend (Niederländisch) ins Deutsch
sluimerend:
-
sluimerend (verborgen aanwezig zijn; onderhuids; verborgen)
verborgen; versteckt; unterbewußt; subkutan; unterschwellig; heimlich-
verborgen Adjektiv
-
versteckt Adjektiv
-
unterbewußt Adjektiv
-
subkutan Adjektiv
-
unterschwellig Adjektiv
-
heimlich Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für sluimerend:
sluimeren:
-
sluimeren (sluimer; sluimering)
-
sluimeren (dommelen; doezelen; soezen; dutten)
dösen; ein Nickerchen machen-
ein Nickerchen machen Verb (mache ein Nickerchen, machst ein Nickerchen, macht ein Nickerchen, machte ein Nickerchen, machtet ein Nickerchen, ein Nickerchen gemacht)
-
sluimeren (verborgen aanwezig zijn)
schlummern; dösen; duseln; ein Nickerchen machen-
ein Nickerchen machen Verb (mache ein Nickerchen, machst ein Nickerchen, macht ein Nickerchen, machte ein Nickerchen, machtet ein Nickerchen, ein Nickerchen gemacht)
Konjugationen für sluimeren:
o.t.t.
- sluimer
- sluimert
- sluimert
- sluimeren
- sluimeren
- sluimeren
o.v.t.
- sluimerde
- sluimerde
- sluimerde
- sluimerden
- sluimerden
- sluimerden
v.t.t.
- heb gesluimerd
- hebt gesluimerd
- heeft gesluimerd
- hebben gesluimerd
- hebben gesluimerd
- hebben gesluimerd
v.v.t.
- had gesluimerd
- had gesluimerd
- had gesluimerd
- hadden gesluimerd
- hadden gesluimerd
- hadden gesluimerd
o.t.t.t.
- zal sluimeren
- zult sluimeren
- zal sluimeren
- zullen sluimeren
- zullen sluimeren
- zullen sluimeren
o.v.t.t.
- zou sluimeren
- zou sluimeren
- zou sluimeren
- zouden sluimeren
- zouden sluimeren
- zouden sluimeren
en verder
- ben gesluimerd
- bent gesluimerd
- is gesluimerd
- zijn gesluimerd
- zijn gesluimerd
- zijn gesluimerd
diversen
- sluimer!
- sluimert!
- gesluimerd
- sluimerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für sluimeren:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Schlummer | sluimer; sluimeren; sluimering | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
duseln | sluimeren; verborgen aanwezig zijn | gedachteloos zijn; suffen |
dösen | doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen; verborgen aanwezig zijn | dutten; een dutje doen; gedachteloos zijn; suffen |
ein Nickerchen machen | doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen; verborgen aanwezig zijn | |
schlummern | sluimeren; verborgen aanwezig zijn | dutten; een dutje doen; gedachteloos zijn; kruipen; maffen; meuren; pitten; slapen; sluipen; suffen |