Niederländisch
Detailübersetzungen für rekwestreren (Niederländisch) ins Deutsch
rekwestreren:
Konjugationen für rekwestreren:
o.t.t.
- rekwestreer
- rekwestreert
- rekwestreert
- rekwestreren
- rekwestreren
- rekwestreren
o.v.t.
- rekwestreerde
- rekwestreerde
- rekwestreerde
- rekwestreerden
- rekwestreerden
- rekwestreerden
v.t.t.
- heb gerekwestreerd
- hebt gerekwestreerd
- heeft gerekwestreerd
- hebben gerekwestreerd
- hebben gerekwestreerd
- hebben gerekwestreerd
v.v.t.
- had gerekwestreerd
- had gerekwestreerd
- had gerekwestreerd
- hadden gerekwestreerd
- hadden gerekwestreerd
- hadden gerekwestreerd
o.t.t.t.
- zal rekwestreren
- zult rekwestreren
- zal rekwestreren
- zullen rekwestreren
- zullen rekwestreren
- zullen rekwestreren
o.v.t.t.
- zou rekwestreren
- zou rekwestreren
- zou rekwestreren
- zouden rekwestreren
- zouden rekwestreren
- zouden rekwestreren
diversen
- rekwestreer!
- rekwestreert!
- gerekwestreerd
- rekwestrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze