Niederländisch
Detailübersetzungen für reikend (Niederländisch) ins Deutsch
reiken:
Konjugationen für reiken:
o.t.t.
- reik
- reikt
- reikt
- reiken
- reiken
- reiken
o.v.t.
- reikte
- reikte
- reikte
- reikten
- reikten
- reikten
v.t.t.
- heb gereikt
- hebt gereikt
- heeft gereikt
- hebben gereikt
- hebben gereikt
- hebben gereikt
v.v.t.
- had gereikt
- had gereikt
- had gereikt
- hadden gereikt
- hadden gereikt
- hadden gereikt
o.t.t.t.
- zal reiken
- zult reiken
- zal reiken
- zullen reiken
- zullen reiken
- zullen reiken
o.v.t.t.
- zou reiken
- zou reiken
- zou reiken
- zouden reiken
- zouden reiken
- zouden reiken
diversen
- reik!
- reikt!
- gereikt
- reikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze