Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. perforeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für perforeer (Niederländisch) ins Deutsch

perforeren:

perforeren Verb (perforeer, perforeert, perforeerde, perforeerden, geperforeerd)

  1. perforeren (gaatjes maken in; doorboren)
    perforieren; durchbohren; durchlöchern; durchstoßen; durchstechen; hineindringen
    • durchbohren Verb (bohre durch, bohrst durch, bohrt durch, bohrte durch, bohrtet durch, durchbohrt)
    • durchlöchern Verb (löcherne durch, löchernst durch, löchernt durch, löchernte durch, löcherntet durch, durchlöchert)
    • durchstoßen Verb (durchstoße, durchstößst, durchstößt, durchstieß, durchstießt, durchstoßen)
    • durchstechen Verb (durchsteche, durchstichst, durchsticht, durchstach, durchstachet, durchstochen)
    • hineindringen Verb (dringe hinein, dringst hinein, dringt hinein, drang hinein, drangt hinein, hineingedrungen)

Konjugationen für perforeren:

o.t.t.
  1. perforeer
  2. perforeert
  3. perforeert
  4. perforeren
  5. perforeren
  6. perforeren
o.v.t.
  1. perforeerde
  2. perforeerde
  3. perforeerde
  4. perforeerden
  5. perforeerden
  6. perforeerden
v.t.t.
  1. heb geperforeerd
  2. hebt geperforeerd
  3. heeft geperforeerd
  4. hebben geperforeerd
  5. hebben geperforeerd
  6. hebben geperforeerd
v.v.t.
  1. had geperforeerd
  2. had geperforeerd
  3. had geperforeerd
  4. hadden geperforeerd
  5. hadden geperforeerd
  6. hadden geperforeerd
o.t.t.t.
  1. zal perforeren
  2. zult perforeren
  3. zal perforeren
  4. zullen perforeren
  5. zullen perforeren
  6. zullen perforeren
o.v.t.t.
  1. zou perforeren
  2. zou perforeren
  3. zou perforeren
  4. zouden perforeren
  5. zouden perforeren
  6. zouden perforeren
en verder
  1. is geperforeerd
  2. zijn geperforeerd
diversen
  1. perforeer!
  2. perforeert!
  3. geperforeerd
  4. perforerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für perforeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
durchbohren doorboren; gaatjes maken in; perforeren binnen gaan; binnendringen; doordringen; indringen; penetreren
durchlöchern doorboren; gaatjes maken in; perforeren doordringen; penetreren
durchstechen doorboren; gaatjes maken in; perforeren doordringen; doorsteken; erdoor steken; penetreren
durchstoßen doorboren; gaatjes maken in; perforeren aandringen; door iets heen drukken; doorbreken; doordrammen; doordrukken; doorsteken; doorstoten; drammen; drukkend door iets heen brengen; erdoor steken; zeuren
hineindringen doorboren; gaatjes maken in; perforeren binnen gaan; binnendringen; binnenvallen; doordringen; haven binnenvaren; indringen; infiltreren; invallen; onverwachts langskomen; penetreren; zich binnenwroeten; zich binnenwurmen
perforieren doorboren; gaatjes maken in; perforeren

Verwandte Definitionen für "perforeren":

  1. er een of meer gaten in maken1
    • het papier was geperforeerd1