Niederländisch
Detailübersetzungen für opraken (Niederländisch) ins Deutsch
opraken:
-
opraken
Konjugationen für opraken:
o.t.t.
- raak op
- raakt op
- raakt op
- raken op
- raken op
- raken op
o.v.t.
- raakte op
- raakte op
- raakte op
- raakten op
- raakten op
- raakten op
v.t.t.
- ben opgeraakt
- bent opgeraakt
- is opgeraakt
- zijn opgeraakt
- zijn opgeraakt
- zijn opgeraakt
v.v.t.
- was opgeraakt
- was opgeraakt
- was opgeraakt
- waren opgeraakt
- waren opgeraakt
- waren opgeraakt
o.t.t.t.
- zal opraken
- zult opraken
- zal opraken
- zullen opraken
- zullen opraken
- zullen opraken
o.v.t.t.
- zou opraken
- zou opraken
- zou opraken
- zouden opraken
- zouden opraken
- zouden opraken
diversen
- raak op!
- raakt op!
- opgeraakt
- oprakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opraken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
zu Ende gehen | opraken | aflopen; eindigen; teneindelopen |