Niederländisch
Detailübersetzungen für opdiepen (Niederländisch) ins Deutsch
opdiepen:
-
opdiepen (van de bodem ophalen; opduiken)
Konjugationen für opdiepen:
o.t.t.
- diep op
- diept op
- diept op
- diepen op
- diepen op
- diepen op
o.v.t.
- diepte op
- diepte op
- diepte op
- diepten op
- diepten op
- diepten op
v.t.t.
- heb opgediept
- hebt opgediept
- heeft opgediept
- hebben opgediept
- hebben opgediept
- hebben opgediept
v.v.t.
- had opgediept
- had opgediept
- had opgediept
- hadden opgediept
- hadden opgediept
- hadden opgediept
o.t.t.t.
- zal opdiepen
- zult opdiepen
- zal opdiepen
- zullen opdiepen
- zullen opdiepen
- zullen opdiepen
o.v.t.t.
- zou opdiepen
- zou opdiepen
- zou opdiepen
- zouden opdiepen
- zouden opdiepen
- zouden opdiepen
en verder
- ben opgediept
- bent opgediept
- is opgediept
- zijn opgediept
- zijn opgediept
- zijn opgediept
diversen
- diep op!
- diept op!
- opgediept
- opdiepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opdiepen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
auftauchen | opdiepen; opduiken; van de bodem ophalen | boven water komen; opdoemen; opduiken; verrijzen; weer verschijnen |
freilegen | opdiepen; opduiken; van de bodem ophalen | bloot leggen; blootleggen; ontbloten; uitgraven |
tauchen | opdiepen; opduiken; van de bodem ophalen | dompelen; duiken; ineenduiken; onderdompelen; onderduwen; vooroverduiken |
vom Grund heraufholen | opdiepen; opduiken; van de bodem ophalen |