Niederländisch
Detailübersetzungen für onverstoord (Niederländisch) ins Deutsch
onverstoord:
-
onverstoord (ongehinderd; ongestoord; vrijuit; ongemoeid)
ungehindert; ungestört; unbehelligt; unbehindert; frei-
ungehindert Adjektiv
-
ungestört Adjektiv
-
unbehelligt Adjektiv
-
unbehindert Adjektiv
-
frei Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für onverstoord:
Adjective | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
frei | ongehinderd; ongemoeid; ongestoord; onverstoord; vrijuit | bandeloos; benaderbaar; beschikbaar; disponibel; frank; genaakbaar; gratis; in vrijheid; kosteloos; ledig; leeg; losbandig; niet belast; onafhankelijk; onbedekt; onbelast; onbelast inkomen; onbewoond; onbezet; ongebonden; ongebreideld; onoverdekt; onverplicht; open; pro deo; rechttoe; spontaan; toegankelijk; uit vrije wil; vacant; voor niets; vrij; vrij van schulden; vrijwillig; zonder kosten |
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
unbehelligt | ongehinderd; ongemoeid; ongestoord; onverstoord; vrijuit | onbelemmerd |
unbehindert | ongehinderd; ongemoeid; ongestoord; onverstoord; vrijuit | |
ungehindert | ongehinderd; ongemoeid; ongestoord; onverstoord; vrijuit | onbelemmerd |
ungestört | ongehinderd; ongemoeid; ongestoord; onverstoord; vrijuit |