Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für meelokken (Niederländisch) ins Deutsch

meelokken:

meelokken Verb (lok mee, lokt mee, lokte mee, lokten mee, meegelokt)

  1. meelokken (aanlokken; verleiden; lokken; )
    verleiten; verlocken; verführen; bezaubern; mitlocken; betören; heranlocken; bestechen; ködern; herauslocken
    • verleiten Verb (verleite, verleitest, verleitet, verleitete, verleitetet, verleitet)
    • verlocken Verb (verlocke, verlockst, verlockt, verlockte, verlocktet, verlockt)
    • verführen Verb (verführe, verführst, verführt, verführte, verführtet, verführt)
    • bezaubern Verb (bezaubere, bezauberst, bezaubert, bezauberte, bezaubertet, bezaubert)
    • mitlocken Verb (locke mit, lockst mit, lockt mit, lockte mit, locktet mit, mitgelockt)
    • betören Verb (betöre, betörst, betört, betörte, betörtet, betört)
    • heranlocken Verb (locke heran, lockst heran, lockt heran, lockte heran, locktet heran, herangelockt)
    • bestechen Verb (besteche, bestichst, besticht, bestocht, bestochen)
    • ködern Verb (ködere, köderst, ködert, köderte, ködertet, geködert)
    • herauslocken Verb (locke heraus, lockst heraus, lockt heraus, lockte heraus, locktet heraus, herausgelockt)

Konjugationen für meelokken:

o.t.t.
  1. lok mee
  2. lokt mee
  3. lokt mee
  4. lokken mee
  5. lokken mee
  6. lokken mee
o.v.t.
  1. lokte mee
  2. lokte mee
  3. lokte mee
  4. lokten mee
  5. lokten mee
  6. lokten mee
v.t.t.
  1. heb meegelokt
  2. hebt meegelokt
  3. heeft meegelokt
  4. hebben meegelokt
  5. hebben meegelokt
  6. hebben meegelokt
v.v.t.
  1. had meegelokt
  2. had meegelokt
  3. had meegelokt
  4. hadden meegelokt
  5. hadden meegelokt
  6. hadden meegelokt
o.t.t.t.
  1. zal meelokken
  2. zult meelokken
  3. zal meelokken
  4. zullen meelokken
  5. zullen meelokken
  6. zullen meelokken
o.v.t.t.
  1. zou meelokken
  2. zou meelokken
  3. zou meelokken
  4. zouden meelokken
  5. zouden meelokken
  6. zouden meelokken
en verder
  1. ben meegelokt
  2. bent meegelokt
  3. is meegelokt
  4. zijn meegelokt
  5. zijn meegelokt
  6. zijn meegelokt
diversen
  1. lok mee!
  2. lokt mee!
  3. meegelokt
  4. meelokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für meelokken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bestechen aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken bekoren; bevallen; corrumperen; omkopen
betören aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken begoochelen; beheksen; bekoren; betoveren; bevallen
bezaubern aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken begoochelen; beheksen; bekoren; betoveren; bevallen; blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
heranlocken aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken dichtbijlokken; doen naderen; lokken; tevoorschijn lokken
herauslocken aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken aanleiding geven tot; dichtbijlokken; lokken; naar buiten lokken; ophitsen; provoceren; tevoorschijn lokken; uitdagen; uitlokken
ködern aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken dichtbijlokken; in de val laten lopen; in de val lokken; in het nauw brengen; lokken; strikken; tevoorschijn lokken
mitlocken aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken dichtbijlokken; lokken; meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen; tevoorschijn lokken
verführen aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken beheksen; bekoren; betoveren; bevallen; blij maken; in verrukking brengen; in vervoering brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken; vervoeren
verleiten aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken bekoren; bevallen; in vervoering brengen; vervoeren
verlocken aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken bekoren; bevallen
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
verlocken verlokken