Niederländisch
Detailübersetzungen für meeberekenen (Niederländisch) ins Deutsch
meeberekenen:
-
meeberekenen
Konjugationen für meeberekenen:
o.t.t.
- bereken mee
- berekent mee
- berekent mee
- berekenen mee
- berekenen mee
- berekenen mee
o.v.t.
- berekende mee
- berekende mee
- berekende mee
- berekenden mee
- berekenden mee
- berekenden mee
v.t.t.
- heb meeberekend
- hebt meeberekend
- heeft meeberekend
- hebben meeberekend
- hebben meeberekend
- hebben meeberekend
v.v.t.
- had meeberekend
- had meeberekend
- had meeberekend
- hadden meeberekend
- hadden meeberekend
- hadden meeberekend
o.t.t.t.
- zal meeberekenen
- zult meeberekenen
- zal meeberekenen
- zullen meeberekenen
- zullen meeberekenen
- zullen meeberekenen
o.v.t.t.
- zou meeberekenen
- zou meeberekenen
- zou meeberekenen
- zouden meeberekenen
- zouden meeberekenen
- zouden meeberekenen
en verder
- is meeberekend
diversen
- bereken mee!
- berekent mee!
- meeberekend
- meeberekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für meeberekenen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
mitrechnen | meeberekenen | erbij optellen; erbij rekenen; erbij tellen; meerekenen; meetellen; toevoegen |