Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. lenigen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für lenigen (Niederländisch) ins Deutsch

lenigen:

lenigen Verb (lenig, lenigt, lenigde, lenigden, gelenigd)

  1. lenigen (tegoed doen; laven; lessen)
    ernähren; laben; erquicken
    • ernähren Verb (ernähre, ernährst, ernährt, ernährte, ernährtet, ernährt)
    • laben Verb (labe, labst, labt, labte, labtet, gelabt)
    • erquicken Verb (erquicke, erquickst, erquickt, erquickte, erquicktet, erquickt)
  2. lenigen (verlichten; verzachten)
    mildern; lindern
    • mildern Verb (mildere, milderst, mildert, milderte, mildertet, gemildert)
    • lindern Verb (lindere, linderst, lindert, linderte, lindertet, gelindert)

Konjugationen für lenigen:

o.t.t.
  1. lenig
  2. lenigt
  3. lenigt
  4. lenigen
  5. lenigen
  6. lenigen
o.v.t.
  1. lenigde
  2. lenigde
  3. lenigde
  4. lenigden
  5. lenigden
  6. lenigden
v.t.t.
  1. heb gelenigd
  2. hebt gelenigd
  3. heeft gelenigd
  4. hebben gelenigd
  5. hebben gelenigd
  6. hebben gelenigd
v.v.t.
  1. had gelenigd
  2. had gelenigd
  3. had gelenigd
  4. hadden gelenigd
  5. hadden gelenigd
  6. hadden gelenigd
o.t.t.t.
  1. zal lenigen
  2. zult lenigen
  3. zal lenigen
  4. zullen lenigen
  5. zullen lenigen
  6. zullen lenigen
o.v.t.t.
  1. zou lenigen
  2. zou lenigen
  3. zou lenigen
  4. zouden lenigen
  5. zouden lenigen
  6. zouden lenigen
en verder
  1. is gelenigd
diversen
  1. lenig!
  2. lenigt!
  3. gelenigd
  4. lenigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für lenigen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ernähren laven; lenigen; lessen; tegoed doen azen; borstvoeding geven; de borst geven; dineren; eten geven; financieel steunen; onderhouden; prooizoeken; spijzigen; tafelen; te eten geven; uitgebreid eten; voeden; voederen; voedsel geven; voeren; zogen
erquicken laven; lenigen; lessen; tegoed doen bijkomen; fleurig maken; op adem komen; opfleuren; opkikkeren; opknappen
laben laven; lenigen; lessen; tegoed doen bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen
lindern lenigen; verlichten; verzachten kalmeren; vermurwen; vervriendelijken; verzachten
mildern lenigen; verlichten; verzachten vervriendelijken; verzachten
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lindern verzachtend
mildern verzachtend

Wiktionary Übersetzungen für lenigen:

lenigen
verb
  1. verzachten, minder maken

Cross Translation:
FromToVia
lenigen abstumpfen; stumpf machen; dämpfen adoucir — Rendre doux, tempérer l’âcreté de quelque chose d’aigre, de piquant, de salé.