Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. leegruimen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für leegruimen (Niederländisch) ins Deutsch

leegruimen:

leegruimen Verb

  1. leegruimen (evacueren; ontruimen)
    evakuieren; ausräumen; entfernen; räumen; beseitigen; fortschaffen; wegschaffen
    • evakuieren Verb (evakuiere, evakuierst, evakuiert, evakuierte, evakuiertet, evakuiert)
    • ausräumen Verb (räume aus, räumst aus, räumt aus, räumte aus, räumtet aus, ausgeräumt)
    • entfernen Verb (entferne, entfernst, entfernt, entfernte, entferntet, entfernt)
    • räumen Verb (räume, räumst, räumt, räumte, räumtet, geumt)
    • beseitigen Verb (beseitige, beseitigst, beseitigt, beseitigte, beseitigtet, beseitigt)
    • fortschaffen Verb (schaffe fort, schaffst fort, schafft fort, schaffte fort, schafftet fort, fortgeschafft)
    • wegschaffen Verb (schaffe weg, schaffst weg, schafft weg, schaffte weg, schafftet weg, weggeschafft)

Übersetzung Matrix für leegruimen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ausräumen evacueren; leegruimen; ontruimen afdekken; afruimen; bergen; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; opruimen; reinigen; ruimen; schoonmaken; uithalen; uitmesten; uitruimen
beseitigen evacueren; leegruimen; ontruimen afdanken; afdekken; afnemen; afruimen; afzonderen; demonteren; ecarteren; klusje opknappen; klussen; lichten; ontmantelen; onttakelen; opruimen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken
entfernen evacueren; leegruimen; ontruimen afdanken; afhalen; afnemen; afzonderen; demonteren; ecarteren; lichten; meenemen; ontmantelen; onttakelen; ophalen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken
evakuieren evacueren; leegruimen; ontruimen
fortschaffen evacueren; leegruimen; ontruimen aanrekenen; aanwrijven; afnemen; afvoeren; afzonderen; berispen; beschuldigen; blameren; demonteren; ecarteren; gispen; laken; lichten; meedragen; nadragen; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; wegbrengen; wegdoen; wegdragen; weghalen; wegnemen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren; wegwerken
räumen evacueren; leegruimen; ontruimen demonteren; ontmantelen; onttakelen; ruimen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen
wegschaffen evacueren; leegruimen; ontruimen aanrekenen; aanwrijven; afnemen; afvoeren; afzonderen; berispen; beschuldigen; blameren; demonteren; ecarteren; gispen; laken; lichten; meedragen; nadragen; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; wegbrengen; wegdoen; wegdragen; weghalen; wegmaken; wegnemen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren; wegwerken; zoek maken; zoekmaken