Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. laten vieren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für laten vieren (Niederländisch) ins Deutsch

laten vieren:

laten vieren Verb (laat vieren, liet vieren, lieten vieren, laten vieren)

  1. laten vieren (vieren)
    feiern; feiern lassen

Konjugationen für laten vieren:

o.t.t.
  1. laat vieren
  2. laat vieren
  3. laat vieren
  4. laten vieren
  5. laten vieren
  6. laten vieren
o.v.t.
  1. liet vieren
  2. liet vieren
  3. liet vieren
  4. lieten vieren
  5. lieten vieren
  6. lieten vieren
v.t.t.
  1. heb laten vieren
  2. hebt laten vieren
  3. heeft laten vieren
  4. hebben laten vieren
  5. hebben laten vieren
  6. hebben laten vieren
v.v.t.
  1. had laten vieren
  2. had laten vieren
  3. had laten vieren
  4. hadden laten vieren
  5. hadden laten vieren
  6. hadden laten vieren
o.t.t.t.
  1. zal laten vieren
  2. zult laten vieren
  3. zal laten vieren
  4. zullen laten vieren
  5. zullen laten vieren
  6. zullen laten vieren
o.v.t.t.
  1. zou laten vieren
  2. zou laten vieren
  3. zou laten vieren
  4. zouden laten vieren
  5. zouden laten vieren
  6. zouden laten vieren
diversen
  1. laat vieren!
  2. laat vieren!
  3. laten vieren
  4. vieren latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für laten vieren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
feiern laten vieren; vieren aan de dijk zetten; aanmoedigen; aanvuren; afdanken; afvloeien; bejubelen; bemoedigen; celebreren; congé geven; eruit gooien; feestelijk onthalen; feesten; feestvieren; fuiven; fêteren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; van zijn positie verdrijven; vieren
feiern lassen laten vieren; vieren

Verwandte Übersetzungen für laten vieren