Niederländisch
Detailübersetzungen für koppig zijn (Niederländisch) ins Deutsch
koppig zijn:
-
koppig zijn
Konjugationen für koppig zijn:
o.t.t.
- ben koppig
- bent koppig
- is koppig
- zijn koppig
- zijn koppig
- zijn koppig
o.v.t.
- was koppig
- was koppig
- was koppig
- waren koppig
- waren koppig
- waren koppig
v.t.t.
- ben koppig geweest
- bent koppig geweest
- is koppig geweest
- zijn koppig geweest
- zijn koppig geweest
- zijn koppig geweest
v.v.t.
- was koppig geweest
- was koppig geweest
- was koppig geweest
- waren koppig geweest
- waren koppig geweest
- waren koppig geweest
o.t.t.t.
- zal koppig zijn
- zult koppig zijn
- zal koppig zijn
- zullen koppig zijn
- zullen koppig zijn
- zullen koppig zijn
o.v.t.t.
- zou koppig zijn
- zou koppig zijn
- zou koppig zijn
- zouden koppig zijn
- zouden koppig zijn
- zouden koppig zijn
diversen
- ben koppig!
- weest koppig!
- koppig geweest
- koppig zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für koppig zijn:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
trotzen | koppig zijn | bouderen; een pruillip trekken; hoofd bieden; kniezen; mokken; pruilen; trotseren |
Computerübersetzung von Drittern: