Niederländisch
Detailübersetzungen für kleinkreeg (Niederländisch) ins Deutsch
kleinkrijgen:
-
kleinkrijgen
kleinkriegen-
kleinkriegen Verb (kriege klein, kriegst klein, kriegt klein, kriegte klein, kriegtet klein, kleingekriegt)
-
Konjugationen für kleinkrijgen:
o.t.t.
- krijg klein
- krijgt klein
- krijgt klein
- krijgen klein
- krijgen klein
- krijgen klein
o.v.t.
- kreeg klein
- kreeg klein
- kreeg klein
- kregen klein
- kregen klein
- kregen klein
v.t.t.
- heb klein gekregen
- hebt klein gekregen
- heeft klein gekregen
- hebben klein gekregen
- hebben klein gekregen
- hebben klein gekregen
v.v.t.
- had klein gekregen
- had klein gekregen
- had klein gekregen
- hadden klein gekregen
- hadden klein gekregen
- hadden klein gekregen
o.t.t.t.
- zal kleinkrijgen
- zult kleinkrijgen
- zal kleinkrijgen
- zullen kleinkrijgen
- zullen kleinkrijgen
- zullen kleinkrijgen
o.v.t.t.
- zou kleinkrijgen
- zou kleinkrijgen
- zou kleinkrijgen
- zouden kleinkrijgen
- zouden kleinkrijgen
- zouden kleinkrijgen
diversen
- krijg klein!
- krijgt klein!
- klein gekregen
- klein krijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für kleinkrijgen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
kleinkriegen | kleinkrijgen | de kop indrukken; eronder krijgen; klein krijgen; onderdrukken |