Niederländisch
Detailübersetzungen für instampen (Niederländisch) ins Deutsch
instampen:
-
instampen (inhameren)
Konjugationen für instampen:
o.t.t.
- stamp in
- stampt in
- stampt in
- stampen in
- stampen in
- stampen in
o.v.t.
- stampte in
- stampte in
- stampte in
- stampten in
- stampten in
- stampten in
v.t.t.
- heb ingestampt
- hebt ingestampt
- heeft ingestampt
- hebben ingestampt
- hebben ingestampt
- hebben ingestampt
v.v.t.
- had ingestampt
- had ingestampt
- had ingestampt
- hadden ingestampt
- hadden ingestampt
- hadden ingestampt
o.t.t.t.
- zal instampen
- zult instampen
- zal instampen
- zullen instampen
- zullen instampen
- zullen instampen
o.v.t.t.
- zou instampen
- zou instampen
- zou instampen
- zouden instampen
- zouden instampen
- zouden instampen
en verder
- ben ingestampt
- bent ingestampt
- is ingestampt
- zijn ingestampt
- zijn ingestampt
- zijn ingestampt
diversen
- stamp in!
- stampt in!
- ingestampt
- instampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für instampen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
einhämmern | inhameren; instampen | aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; heien; inprenten; klinken; op het hart drukken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren; zeuren |
hämmern | inhameren; instampen | beuken; bonken; bonzen; doordouwen; doorzetten; hameren; hard slaan; hengsten; klinken; kloppen met een hamer; luiden; meppen; rammen; slaan; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren |
stampfen | inhameren; instampen | fijnstampen; klossen; lopen met geluid; stampen; stommelen; zwaar stappen |