Niederländisch
Detailübersetzungen für insmeren (Niederländisch) ins Deutsch
insmeren:
-
insmeren
einschmieren-
einschmieren Verb (schmiere ein, schmierst ein, schmiert ein, schmierte ein, schmiertet ein, eingeschmiert)
-
Konjugationen für insmeren:
o.t.t.
- smeer in
- smeert in
- smeert in
- smeren in
- smeren in
- smeren in
o.v.t.
- smeerde in
- smeerde in
- smeerde in
- smeerden in
- smeerden in
- smeerden in
v.t.t.
- heb ingesmeerd
- hebt ingesmeerd
- heeft ingesmeerd
- hebben ingesmeerd
- hebben ingesmeerd
- hebben ingesmeerd
v.v.t.
- had ingesmeerd
- had ingesmeerd
- had ingesmeerd
- hadden ingesmeerd
- hadden ingesmeerd
- hadden ingesmeerd
o.t.t.t.
- zal insmeren
- zult insmeren
- zal insmeren
- zullen insmeren
- zullen insmeren
- zullen insmeren
o.v.t.t.
- zou insmeren
- zou insmeren
- zou insmeren
- zouden insmeren
- zouden insmeren
- zouden insmeren
en verder
- ben ingesmeerd
- bent ingesmeerd
- is ingesmeerd
- zijn ingesmeerd
- zijn ingesmeerd
- zijn ingesmeerd
diversen
- smeer in!
- smeert in!
- ingesmeerd
- insmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für insmeren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
einschmieren | insmeren | afreizen; doorsmeren; inoliën; invetten; oliën; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; viesmaken; vuilmaken; weggaan; wegreizen; wegtrekken |