Niederländisch
Detailübersetzungen für inproppen (Niederländisch) ins Deutsch
inproppen:
-
inproppen (binnenproppen)
hineinstopfen; hineinstecken-
hineinstopfen Verb (stopfe hinein, stopfst hinein, stopft hinein, stopfte hinein, stopftet hinein, hineingestopft)
-
hineinstecken Verb (stecke hinein, steckst hinein, steckt hinein, steckte hinein, stecktet hinein, hineingesteckt)
-
Konjugationen für inproppen:
o.t.t.
- prop in
- propt in
- propt in
- proppen in
- proppen in
- proppen in
o.v.t.
- propte in
- propte in
- propte in
- propten in
- propten in
- propten in
v.t.t.
- heb ingepropt
- hebt ingepropt
- heeft ingepropt
- hebben ingepropt
- hebben ingepropt
- hebben ingepropt
v.v.t.
- had ingepropt
- had ingepropt
- had ingepropt
- hadden ingepropt
- hadden ingepropt
- hadden ingepropt
o.t.t.t.
- zal inproppen
- zult inproppen
- zal inproppen
- zullen inproppen
- zullen inproppen
- zullen inproppen
o.v.t.t.
- zou inproppen
- zou inproppen
- zou inproppen
- zouden inproppen
- zouden inproppen
- zouden inproppen
en verder
- is ingepropt
diversen
- prop in!
- propt in!
- ingepropt
- inproppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für inproppen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
hineinstecken | binnenproppen; inproppen | afstemmen; binnen gaan; binnendringen; binnensteken; erin steken; iemand instoppen; inbrengen; indringen; insteken; instellen; instoppen; invoegen; penetreren; toedekken |
hineinstopfen | binnenproppen; inproppen | bikken; binnenkrijgen; brassen; bunkeren; consumeren; eten; iemand instoppen; ineen duwen; instoppen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; opslokken; proppen; schransen; schrokken; slempen; tegoed doen; toedekken; tot zich nemen; verorberen; voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten; vreten; zitten proppen; zwelgen |