Niederländisch
Detailübersetzungen für inpeperen (Niederländisch) ins Deutsch
inpeperen:
-
inpeperen (inwrijven)
einreiben; einpfeffern; unter die Nase reiben-
einpfeffern Verb (pfeffere ein, pfefferst ein, pfeffert ein, pfefferte ein, pfeffertet ein, eingepfeffert)
Konjugationen für inpeperen:
o.t.t.
- peper in
- pepert in
- pepert in
- peperen in
- peperen in
- peperen in
o.v.t.
- peperde in
- peperde in
- peperde in
- peperden in
- peperden in
- peperden in
v.t.t.
- heb ingepeperd
- hebt ingepeperd
- heeft ingepeperd
- hebben ingepeperd
- hebben ingepeperd
- hebben ingepeperd
v.v.t.
- had ingepeperd
- had ingepeperd
- had ingepeperd
- hadden ingepeperd
- hadden ingepeperd
- hadden ingepeperd
o.t.t.t.
- zal inpeperen
- zult inpeperen
- zal inpeperen
- zullen inpeperen
- zullen inpeperen
- zullen inpeperen
o.v.t.t.
- zou inpeperen
- zou inpeperen
- zou inpeperen
- zouden inpeperen
- zouden inpeperen
- zouden inpeperen
en verder
- is ingepeperd
diversen
- peper in!
- pepert in!
- ingepeperd
- inpeperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für inpeperen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
einpfeffern | inpeperen; inwrijven | doordouwen; doorzetten |
einreiben | inpeperen; inwrijven | doorsmeren |
unter die Nase reiben | inpeperen; inwrijven |