Niederländisch
Detailübersetzungen für ingieten (Niederländisch) ins Deutsch
ingieten:
-
ingieten
eingießen; einschenken; gießen-
eingießen Verb
-
einschenken Verb (schenke ein, schenkst ein, schenkt ein, schenkte ein, schenktet ein, eingeschenkt)
-
Konjugationen für ingieten:
o.t.t.
- giet in
- giet in
- giet in
- gieten in
- gieten in
- gieten in
o.v.t.
- goot in
- goot in
- goot in
- goten in
- goten in
- goten in
v.t.t.
- heb ingegoten
- hebt ingegoten
- heeft ingegoten
- hebben ingegoten
- hebben ingegoten
- hebben ingegoten
v.v.t.
- had ingegoten
- had ingegoten
- had ingegoten
- hadden ingegoten
- hadden ingegoten
- hadden ingegoten
o.t.t.t.
- zal ingieten
- zult ingieten
- zal ingieten
- zullen ingieten
- zullen ingieten
- zullen ingieten
o.v.t.t.
- zou ingieten
- zou ingieten
- zou ingieten
- zouden ingieten
- zouden ingieten
- zouden ingieten
en verder
- ben ingegoten
- bent inggegoten
- is ingegoten
- zijn ingegoten
- zijn ingegoten
- zijn ingegoten
diversen
- giet in!
- giet in!
- ingegoten
- ingietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ingieten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
eingießen | ingieten | |
einschenken | ingieten | bijgieten; doneren; geven; inschenken; intappen; overgieten; overschenken; overstorten; schenken; serveren; tappen |
gießen | ingieten | bijgieten; cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; gieten; inschenken; intappen; overgieten; overschenken; overstorten; plenzen; schenken; serveren; stortregenen; tappen; vergieten; volschenken; vullen |