Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. ineengrijpen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ineengrijpen (Niederländisch) ins Deutsch

ineengrijpen:

ineengrijpen Verb (grijp ineen, grijpt ineen, greep ineen, grepen ineen, ineengegrepen)

  1. ineengrijpen (in elkaar grijpen)
    verweben; einflechten; einweben; ineinandergreifen; ineinanderschließen
    • verweben Verb (verwebe, verwebst, verwebt, verwebte, verwebtet, verwoben)
    • einflechten Verb (flechte ein, flichst ein, flicht ein, flocht ein, flochtet ein, eingeflochten)
    • einweben Verb (webe ein, webst ein, webt ein, webte ein, webtet ein, eingewebt)
    • ineinandergreifen Verb (greife ineinander, greifst ineinander, greift ineinander, griff ineinander, grifft ineinander, ineinandergegriffen)
    • ineinanderschließen Verb (schließe ineinander, schließt ineinander, schloß ineinander, schloßt ineinander, ineinandergeschlossen)

Konjugationen für ineengrijpen:

o.t.t.
  1. grijp ineen
  2. grijpt ineen
  3. grijpt ineen
  4. grijpen ineen
  5. grijpen ineen
  6. grijpen ineen
o.v.t.
  1. greep ineen
  2. greep ineen
  3. greep ineen
  4. grepen ineen
  5. grepen ineen
  6. grepen ineen
v.t.t.
  1. heb ineengegrepen
  2. hebt ineengegrepen
  3. heeft ineengegrepen
  4. hebben ineengegrepen
  5. hebben ineengegrepen
  6. hebben ineengegrepen
v.v.t.
  1. had ineengegrepen
  2. had ineengegrepen
  3. had ineengegrepen
  4. hadden ineengegrepen
  5. hadden ineengegrepen
  6. hadden ineengegrepen
o.t.t.t.
  1. zal ineengrijpen
  2. zult ineengrijpen
  3. zal ineengrijpen
  4. zullen ineengrijpen
  5. zullen ineengrijpen
  6. zullen ineengrijpen
o.v.t.t.
  1. zou ineengrijpen
  2. zou ineengrijpen
  3. zou ineengrijpen
  4. zouden ineengrijpen
  5. zouden ineengrijpen
  6. zouden ineengrijpen
diversen
  1. grijp ineen!
  2. grijpt ineen!
  3. ineengegrepen
  4. ineengrijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ineengrijpen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
einflechten in elkaar grijpen; ineengrijpen doorweven; ineenstrengelen; ineenvlechten; inpassen; invlechten; inweven; passen in; samenvlechten; verstrengelen; vervlechten; verweven; vlechten; vlechten in
einweben in elkaar grijpen; ineengrijpen borduren; doorweven; inborduren; ineenstrengelen; ineenvlechten; inpassen; inweven; passen in; samenvlechten; verstrengelen; vervlechten; verweven
ineinandergreifen in elkaar grijpen; ineengrijpen doorweven; ineensluiten; verweven
ineinanderschließen in elkaar grijpen; ineengrijpen ineensluiten
verweben in elkaar grijpen; ineengrijpen doorweven; ineenstrengelen; ineenvlechten; samenvlechten; samenweven; verstrengelen; vervlechten; verweven