Niederländisch
Detailübersetzungen für inaugureren (Niederländisch) ins Deutsch
inaugureren:
-
inaugureren (plechtig bevestigen; inwijden; inhuldigen)
einsetzen; inaugurieren; einsegnen-
inaugurieren Verb (inauguriere, inaugurierst, inauguriert, inaugurierte, inauguriertet, inauguriert)
Konjugationen für inaugureren:
o.t.t.
- inaugureer
- inaugureert
- inaugureert
- inaugureeren
- inaugureeren
- inaugureeren
o.v.t.
- inaugureerde
- inaugureerde
- inaugureerde
- inaugureerden
- inaugureerden
- inaugureerden
v.t.t.
- ben geïnaugureerd
- bent geïnaugureerd
- is geïnaugureerd
- zijn geïnaugureerd
- zijn geïnaugureerd
- zijn geïnaugureerd
v.v.t.
- was geïnaugureerd
- was geïnaugureerd
- was geïnaugureerd
- waren geïnaugureerd
- waren geïnaugureerd
- waren geïnaugureerd
o.t.t.t.
- zal inaugureren
- zult inaugureren
- zal inaugureren
- zullen inaugureren
- zullen inaugureren
- zullen inaugureren
o.v.t.t.
- zou inaugureren
- zou inaugureren
- zou inaugureren
- zouden inaugureren
- zouden inaugureren
- zouden inaugureren
diversen
- inaugureer!
- inaugureert!
- geïnaugureerd
- inaugurerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für inaugureren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
einsegnen | inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen | heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen |
einsetzen | inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen | aangrijpen; aanstellen; aanvangen; aanwenden; afstemmen; beginnen; benoemen; benutten; bezigen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; in functie aanstellen; inklinken; inrichten; installeren; instellen; intreden; introduceren; invoegen; inzet tonen; inzetten; kennis laten maken; mobiliseren; op gang komen; overgaan op nieuwe rijbaan; plaatsen; posten; posteren; starten; stationeren; toepassen; tussen zetten; van start gaan; verwedden; voorstellen; wedden |
inaugurieren | inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen | afstemmen; heiligen; instellen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen |