Niederländisch
Detailübersetzungen für in de fik steken (Niederländisch) ins Deutsch
in de fik steken:
in de fik steken Verb (steek in de fik, steekt in de fik, stak in de fik, staken in de fik, in de fik gestoken)
-
in de fik steken (aansteken)
Konjugationen für in de fik steken:
o.t.t.
- steek in de fik
- steekt in de fik
- steekt in de fik
- steken in de fik
- steken in de fik
- steken in de fik
o.v.t.
- stak in de fik
- stak in de fik
- stak in de fik
- staken in de fik
- staken in de fik
- staken in de fik
v.t.t.
- heb in de fik gestoken
- hebt in de fik gestoken
- heeft in de fik gestoken
- hebben in de fik gestoken
- hebben in de fik gestoken
- hebben in de fik gestoken
v.v.t.
- had in de fik gestoken
- had in de fik gestoken
- had in de fik gestoken
- hadden in de fik gestoken
- hadden in de fik gestoken
- hadden in de fik gestoken
o.t.t.t.
- zal in de fik steken
- zult in de fik steken
- zal in de fik steken
- zullen in de fik steken
- zullen in de fik steken
- zullen in de fik steken
o.v.t.t.
- zou in de fik steken
- zou in de fik steken
- zou in de fik steken
- zouden in de fik steken
- zouden in de fik steken
- zouden in de fik steken
en verder
- is in de fik gestoken
- zijn in de fik gestoken
diversen
- steek in de fik!
- steekt in de fik!
- in de fik gestoken
- in de fik stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für in de fik steken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anmachen | aansteken; in de fik steken | aanmaken; aansteken; licht aansteken; ontsteken; opsteken; sigaret opsteken; verhelpen; vuurmaken |
anstecken | aansteken; in de fik steken | aanspelden; aansteken; aanstrijken; besmetten; blakeren; branden; doen ontvlammen; infecteren; opspelden; opsteken; pinnen; sigaret opsteken; spelden; vastpinnen; vastprikken; vastspelden; vergiftigen; verpesten; verschroeien; verzengen; vuurmaken; zengen |
anzünden | aansteken; in de fik steken | aanmaken; aansteken; aanstrijken; doen ontvlammen; licht aansteken; ontsteken; opsteken; sigaret opsteken; vuurmaken |
in Brand stecken | aansteken; in de fik steken | aansteken; opsteken; sigaret opsteken; vuurmaken |
Computerübersetzung von Drittern: