Niederländisch
Detailübersetzungen für hecht (Niederländisch) ins Deutsch
hecht:
Übersetzung Matrix für hecht:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
dauerhaft | hecht | betrouwbaar; blijvend; consistent; de hele tijd; degelijk; deugdelijk; duurzaam; ferm; fiks; flink; gelijkmatig; gestaag; solide; stabiel; stevig; voortdurend |
fest | hecht | betrouwbaar; degelijk; deugdelijk; diepgeworteld; doortastend; drastisch; ferm; hard; hardop; krachtdadig; krachtig; luid; pittig; solide; stevig; straf |
Verwandte Wörter für "hecht":
Wiktionary Übersetzungen für hecht:
hecht form of hechten:
-
hechten (vastnaaien)
-
hechten (aanhechten; bevestigen)
-
hechten (vastlijmen; vasthechten; lijmen; vastplakken; opplakken)
Konjugationen für hechten:
o.t.t.
- hecht
- hecht
- hecht
- hechten
- hechten
- hechten
o.v.t.
- hechtte
- hechtte
- hechtte
- hechtten
- hechtten
- hechtten
v.t.t.
- heb gehecht
- hebt gehecht
- heeft gehecht
- hebben gehecht
- hebben gehecht
- hebben gehecht
v.v.t.
- had gehecht
- had gehecht
- had gehecht
- hadden gehecht
- hadden gehecht
- hadden gehecht
o.t.t.t.
- zal hechten
- zult hechten
- zal hechten
- zullen hechten
- zullen hechten
- zullen hechten
o.v.t.t.
- zou hechten
- zou hechten
- zou hechten
- zouden hechten
- zouden hechten
- zouden hechten
en verder
- ben gehecht
- bent gehecht
- is gehecht
- zijn gehecht
- zijn gehecht
- zijn gehecht
diversen
- hecht!
- hecht!
- gehecht
- hechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze