Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. gezamenlijkheid:
  2. gezamenlijk:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gezamenlijkheid (Niederländisch) ins Deutsch

gezamenlijkheid:


gezamenlijk:

gezamenlijk Adjektiv

  1. gezamenlijk (samen; tezamen; met z'n beiden)
  2. gezamenlijk (tezamen; gemeenschappelijk; met zijn allen)

Übersetzung Matrix für gezamenlijk:

OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
miteinander elkaar; mekaar
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gemein gemeenschappelijk; gezamenlijk; met zijn allen; tezamen achterbaks; banaal; bedriegelijk; bosachtig; donker; doortrapt; dubieus; duister; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gewoon; glibberig; gluiperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; luguber; macaber; min; nagemaakt; normaal; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; ploertig; slecht; slinks; sluw; snood; spookachtig; stiekem; uitgekookt; vals; verdacht; vuig
gemeinsam gemeenschappelijk; gezamenlijk; met zijn allen; tezamen algemeen; bij elkaar; bijeen; eendrachtig; eenparig; eensgezind; eenstemmig; gedeeld; gemeenschappelijk; harmonieus; meegevoeld; meer personen betreffend; saamhorig; samen; solidair; tezamen; unaniem
gemeinschaftlich gemeenschappelijk; gezamenlijk; met zijn allen; tezamen algemeen; eendrachtig; eenparig; eensgezind; eenstemmig; gedeeld; gemeenschappelijk; harmonieus; meegevoeld; meer personen betreffend; saamhorig; solidair; unaniem
mit einander gezamenlijk; met z'n beiden; samen; tezamen elkaar; mekaar
miteinander gemeenschappelijk; gezamenlijk; met zijn allen; tezamen samen
zusammen gemeenschappelijk; gezamenlijk; met z'n beiden; met zijn allen; samen; tezamen aaneen; bij elkaar; bijeen; opeen; saam; samen; tezamen

Verwandte Wörter für "gezamenlijk":


Wiktionary Übersetzungen für gezamenlijk:


Cross Translation:
FromToVia
gezamenlijk gemeinsamer joint — done by two or more people or organisations working together
gezamenlijk gemeinsam; geteilt; verteilt shared — used multiply
gezamenlijk gemein; allgemein; gemeinsam; gemeinschaftlich commun — Qui sert, qui peut servir à tout le monde ou seulement à plusieurs personnes.