Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. gemotiveerd:
  2. motiveren:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gemotiveerd (Niederländisch) ins Deutsch

gemotiveerd:

gemotiveerd Adjektiv

  1. gemotiveerd (motivatie bezittend)
    motiviert; besessen; toll

Übersetzung Matrix für gemotiveerd:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
toll gemotiveerd; motivatie bezittend aangenaam; behaaglijk; enorm; fabelachtig; fantastisch; fijn; gaaf; geweldig; gigantisch; heerlijk; immens; in zeer hoge mate; indrukwekkend; kolossaal; kostelijk; krankzinnig; leuk; mieters; plezant; plezierig; prettig; reusachtig; reuze; schitterend; te gek; tof; uitstekend; voortreffelijk; waanzinnig; wijs; zeer groot
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
besessen gemotiveerd; motivatie bezittend bezeten; bezetene; fanatiek; fanatieke
motiviert gemotiveerd; motivatie bezittend beredeneerd

Verwandte Wörter für "gemotiveerd":

  • gemotiveerdheid

motiveren:

motiveren Verb (motiveer, motiveert, motiveerde, motiveerden, gemotiveerd)

  1. motiveren
    motivieren; unterstützen; ermutigen; anfeuern; aufmuntern; antreiben; ermuntern; anspornen
    • motivieren Verb (motiviere, motivierst, motiviert, motivierte, motiviertet, motiviert)
    • unterstützen Verb (unterstütze, unterstützt, unterstützte, unterstütztet, unterstützt)
    • ermutigen Verb (ermutige, ermutigst, ermutigt, ermutigte, ermutigtet, ermutigt)
    • anfeuern Verb (feuere an, feuerst an, feuert an, feuerte an, feuertet an, angefeuert)
    • aufmuntern Verb (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
    • antreiben Verb (treibe an, treibst an, treibt an, trieb an, triebt an, angetrieben)
    • ermuntern Verb (ermuntere, ermunterst, ermuntert, ermunterte, ermuntertet, ermuntert)
    • anspornen Verb (sporne an, spornst an, spornt an, spornte an, sporntet an, angespornt)

Konjugationen für motiveren:

o.t.t.
  1. motiveer
  2. motiveert
  3. motiveert
  4. motiveren
  5. motiveren
  6. motiveren
o.v.t.
  1. motiveerde
  2. motiveerde
  3. motiveerde
  4. motiveerden
  5. motiveerden
  6. motiveerden
v.t.t.
  1. heb gemotiveerd
  2. hebt gemotiveerd
  3. heeft gemotiveerd
  4. hebben gemotiveerd
  5. hebben gemotiveerd
  6. hebben gemotiveerd
v.v.t.
  1. had gemotiveerd
  2. had gemotiveerd
  3. had gemotiveerd
  4. hadden gemotiveerd
  5. hadden gemotiveerd
  6. hadden gemotiveerd
o.t.t.t.
  1. zal motiveren
  2. zult motiveren
  3. zal motiveren
  4. zullen motiveren
  5. zullen motiveren
  6. zullen motiveren
o.v.t.t.
  1. zou motiveren
  2. zou motiveren
  3. zou motiveren
  4. zouden motiveren
  5. zouden motiveren
  6. zouden motiveren
en verder
  1. ben gemotiveerd
  2. bent gemotiveerd
  3. is gemotiveerd
  4. zijn gemotiveerd
  5. zijn gemotiveerd
  6. zijn gemotiveerd
diversen
  1. motiveer!
  2. motiveert!
  3. gemotiveerd
  4. motiverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für motiveren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anfeuern motiveren aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; bezielen; iemand motiveren; oppoken; opstoken; poken; prikkelen; stimuleren; stoken; toejuichen
anspornen motiveren aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; bezielen; iemand motiveren; jachten; opdrijven; ophitsen; opjagen; opjutten; opwekken; opwinden; porren; prikkelen; stimuleren; toejuichen; voortjagen
antreiben motiveren aansporen; aanzetten; aanzwiepen; influisteren; ingeven; jachten; opdrijven; ophitsen; opjagen; opzwepen; souffleren; sterk prikkelen; stuwen; voortdrijven; voortjagen; voortstuwen; vooruitduwen; wegjagen
aufmuntern motiveren aandrijven; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; bemoedigen; blij maken; fleurig maken; opbeuren; opfleuren; ophitsen; opkikkeren; opknappen; opkrikken; opmonteren; opvrolijken; opwekken; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; verkwikken; vrolijker worden
ermuntern motiveren aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; bemoedigen; bijkomen; blij maken; fleurig maken; iemand motiveren; op adem komen; opfleuren; ophitsen; opjutten; opkrikken; opmonteren; opwekken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; verkwikken; vooruitschoppen; vrolijker worden
ermutigen motiveren aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; opbeuren; opjutten; opkrikken; opwekken; porren; prikkelen; stimuleren; toemoedigen
motivieren motiveren aanjagen; aanmoedigen; aansporen; iemand motiveren; opjutten; porren; prikkelen; stimuleren
unterstützen motiveren aanmoedigen; bedelen; begiftigen; bemoedigen; beschenken; dragen; ondersteunen; opbeuren; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stutten; troosten; vertroosten

Wiktionary Übersetzungen für motiveren:

motiveren
verb
  1. jemanden dazu bringen, sich aus eigenem Antrieb um etwas zu kümmern

Cross Translation:
FromToVia
motiveren treiben drive — to motivate
motiveren motivieren motivate — to encourage