Niederländisch
Detailübersetzungen für gelijk trekken (Niederländisch) ins Deutsch
gelijk trekken:
-
gelijk trekken
Konjugationen für gelijk trekken:
o.t.t.
- trek gelijk
- trekt gelijk
- trekt gelijk
- trekken gelijk
- trekken gelijk
- trekken gelijk
o.v.t.
- trok gelijk
- trok gelijk
- trok gelijk
- trokken gelijk
- trokken gelijk
- trokken gelijk
v.t.t.
- heb gelijk getrokken
- hebt gelijk getrokken
- heeft gelijk getrokken
- hebben gelijk getrokken
- hebben gelijk getrokken
- hebben gelijk getrokken
v.v.t.
- had gelijk getrokken
- had gelijk getrokken
- had gelijk getrokken
- hadden gelijk getrokken
- hadden gelijk getrokken
- hadden gelijk getrokken
o.t.t.t.
- zal gelijk trekken
- zult gelijk trekken
- zal gelijk trekken
- zullen gelijk trekken
- zullen gelijk trekken
- zullen gelijk trekken
o.v.t.t.
- zou gelijk trekken
- zou gelijk trekken
- zou gelijk trekken
- zouden gelijk trekken
- zouden gelijk trekken
- zouden gelijk trekken
diversen
- trek gelijk!
- trekt gelijk!
- gelijk getrokken
- gelijk trekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für gelijk trekken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
angleichen | gelijk trekken | assimileren |
regulieren | gelijk trekken | afspreken; arrangeren; bedisselen; normaliseren; regelen; reglementeren; regulariseren; reguleren; standaardiseren |