Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Gefasel
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
apekool; flauwekul; gebazel; gebeuzel; geklets; geleuter; gelul; gemekker; gewauwel; gezeur; gezever; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; leuterpraat; nonsens; rimram; waanzin
|
Geklatsch
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
achterklap; babbeltje; causerie; gebabbel; gebazel; gekeuvel; geklets; geleuter; gelul; gepraat; geroddel; gewauwel; gezwam; gezwets; klap; klets; kletspraat; kout; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; leuterpraat; praat; praatje; quatsch; roddel; roddelpraat; smaad; stof tot gepraat; zwartmaken
|
Geleier
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
gebazel; gedonderjaag; geklets; geleuter; gelul; gemekker; geravot; gestoei; gewauwel; gezanik; gezeur; gezever; gezwam; gezwets; jengel; leuterpraat; stoeierij; stoeipartij
|
Geplapper
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
achterklap; apekool; babbeltje; brabbeltaal; eendegesnater; flauwekul; gebazel; gebeuzel; gebrabbel; gekeuvel; geklets; gekwaak; geleuter; gelul; gesnater; gewauwel; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kout; kul; larie; laster; leuterpraat; nonsens; praatje; prietpraat; rimram; smaad; waanzin
|
Geplauder
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
babbeltje; causerie; conversatie; gebabbel; gekeuvel; gekout; gepraat; gesprek; klap; kout; praat; praatje; prietpraat; stof tot gepraat
|
Gequassel
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
brabbeltaal; eendegesnater; gebrabbel; gekwaak; gepraat; gesnater; klap; koeterwaals; praatje; prietpraat; stof tot gepraat
|
Gequatsch
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
klets; kletspraat; quatsch
|
Gerede
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
achterklap; apekool; babbeltje; flauwekul; gebabbel; gebazel; gebeuzel; gekeuvel; geklets; gekout; geleuter; gelul; gepraat; geroddel; gewauwel; gezwam; gezwets; humbug; klap; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kout; kul; kwaadsprekerij; larie; laster; lastering; lasterpraatje; leuterpraat; nonsens; praat; praatje; prietpraat; rimram; roddel; roddelpraat; smaad; stof tot gepraat; waanzin; zwartmaken
|
Geschwafel
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
apekool; flauwekul; gebazel; gebeuzel; gekkenpraat; geleuter; gesol; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; mallepraat; nonsens; onzin; prietpraat; rimram; waanzin; wartaal; zotteklap
|
Geschwätz
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
achterklap; apekool; babbeltje; brabbeltaal; eendegesnater; flauwekul; gebazel; gebeuzel; gebrabbel; gedonderjaag; gekeuvel; gekkenpraat; geklets; gekwaak; geleuter; gelul; gepraat; geravot; geroddel; gesnater; gesol; gestoei; gewauwel; gezwam; gezwets; humbug; klap; klets; kletskoek; kletspraat; kolder; kolderverhaal; kout; kul; kwaadsprekerij; larie; laster; lastering; lasterpraatje; leuterpraat; mallepraat; nonsens; onzin; praat; praatje; prietpraat; quatsch; rimram; roddel; roddelpraat; smaad; stoeierij; stoeipartij; stof tot gepraat; waanzin; wartaal; zotteklap; zwartmaken
|
Schwatze
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
|
Tratsch
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
achterklap; babbeltje; gekeuvel; gepraat; geroddel; klap; kout; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praatje; roddel; roddelpraat; smaad; stof tot gepraat; zwartmaken
|
Unsinn
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
apekool; flauwekul; gebazel; gebeuzel; gein; gekkenpraat; gekkenwerk; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; jolijt; keet; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; leut; lol; malheid; mallepraat; nonsens; onzin; plezier; pret; rimram; waanzin; wartaal; zotteklap
|
Wäscherei
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; wasserette; wasserij
|