Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. geëvolueerd:
  2. evolueren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für geëvolueerd (Niederländisch) ins Deutsch

geëvolueerd:

geëvolueerd Adjektiv

  1. geëvolueerd

Übersetzung Matrix für geëvolueerd:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
entwickelt geëvolueerd ontgonnen; ontwikkeld; uitgegroeid; volgroeid; volwassen

Verwandte Wörter für "geëvolueerd":

  • geëvolueerde

evolueren:

evolueren Verb (evolueer, evolueert, evolueerde, evolueerden, geëvolueerd)

  1. evolueren (ontwikkelen)
    entwickeln; ausbilden; erfinden; bilden
    • entwickeln Verb (entwickele, entwickelst, entwickelt, entwickelte, entwickeltet, entwickelt)
    • ausbilden Verb (bilde aus, bildest aus, bildet aus, bildete aus, bildetet aus, ausgebildet)
    • erfinden Verb (erfinde, erfindest, erfindet, erfand, erfandet, erfunden)
    • bilden Verb (bilde, bildest, bildet, bildete, bildetet, gebildet)

Konjugationen für evolueren:

o.t.t.
  1. evolueer
  2. evolueert
  3. evolueert
  4. evolueren
  5. evolueren
  6. evolueren
o.v.t.
  1. evolueerde
  2. evolueerde
  3. evolueerde
  4. evolueerden
  5. evolueerden
  6. evolueerden
v.t.t.
  1. ben geëvolueerd
  2. bent geëvolueerd
  3. is geëvolueerd
  4. zijn geëvolueerd
  5. zijn geëvolueerd
  6. zijn geëvolueerd
v.v.t.
  1. was geëvolueerd
  2. was geëvolueerd
  3. was geëvolueerd
  4. waren geëvolueerd
  5. waren geëvolueerd
  6. waren geëvolueerd
o.t.t.t.
  1. zal evolueren
  2. zult evolueren
  3. zal evolueren
  4. zullen evolueren
  5. zullen evolueren
  6. zullen evolueren
o.v.t.t.
  1. zou evolueren
  2. zou evolueren
  3. zou evolueren
  4. zouden evolueren
  5. zouden evolueren
  6. zouden evolueren
diversen
  1. evolueer!
  2. evolueert!
  3. geëvolueerd
  4. evoluerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für evolueren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ausbilden evolueren; ontwikkelen bekwamen; coachen; harden; oefenen; ontwikkelen; opleiden; scholen; tot ontwikkeling brengen; trainen
bilden evolueren; ontwikkelen afwisselen; bekwamen; bewerkstelligen; coachen; harden; herzien; in het leven roepen; kneden; maken; modelleren; muziek componeren; oefenen; ontwikkelen; realiseren; scheppen; tot ontwikkeling brengen; trainen; veranderen; vervaardigen; verwerkelijken; verwezenlijken; verwisselen; vormen; wijzigen
entwickeln evolueren; ontwikkelen bekwamen; coachen; fabriceren; harden; in het leven roepen; maken; oefenen; ontplooien; ontwerpen; ontwikkelen; produceren; scheppen; tot ontwikkeling brengen; tot wasdom komen; trainen; vervaardigen; voortbrengen
erfinden evolueren; ontwikkelen bedenken; beschouwen; bespiegelen; fantaseren; fingeren; in het leven roepen; maken; nadenken; ontwerpen; overdenken; overpeinzen; peinzen; scheppen; simuleren; uitdenken; uitvinden; veinzen; verdichten; verzinnen; voorjokken; voorliegen; voorwenden