Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- formuleren:
-
Wiktionary:
- formuleren → formulieren
- formuleren → darlegen, formulieren
Niederländisch
Detailübersetzungen für formuleren (Niederländisch) ins Deutsch
formuleren:
-
formuleren (in een formule brengen)
-
formuleren (verwoorden; verbaliseren)
Konjugationen für formuleren:
o.t.t.
- formuleer
- formuleert
- formuleert
- formuleren
- formuleren
- formuleren
o.v.t.
- formuleerde
- formuleerde
- formuleerde
- formuleerden
- formuleerden
- formuleerden
v.t.t.
- heb geformuleerd
- hebt geformuleerd
- heeft geformuleerd
- hebben geformuleerd
- hebben geformuleerd
- hebben geformuleerd
v.v.t.
- had geformuleerd
- had geformuleerd
- had geformuleerd
- hadden geformuleerd
- hadden geformuleerd
- hadden geformuleerd
o.t.t.t.
- zal formuleren
- zult formuleren
- zal formuleren
- zullen formuleren
- zullen formuleren
- zullen formuleren
o.v.t.t.
- zou formuleren
- zou formuleren
- zou formuleren
- zouden formuleren
- zouden formuleren
- zouden formuleren
en verder
- is geformuleerd
- zijn geformuleerd
diversen
- formuleer!
- formuleert!
- geformuleerd
- formulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für formuleren:
Wiktionary Übersetzungen für formuleren:
formuleren
Cross Translation:
verb
-
in woorden omzetten
- formuleren → formulieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• formuleren | → darlegen; formulieren | ↔ formulate — to reduce to, or express in, a formula; to put in a clear and definite form of statement or expression |