Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. ergens aan bevestigen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ergens aan bevestigen (Niederländisch) ins Deutsch

ergens aan bevestigen:

ergens aan bevestigen Verb

  1. ergens aan bevestigen (bevestigen; vastzetten; vastmaken)
    befestigen; festmachen; beglaubigen; heften; festhaken; anbinden; anheften; festheften
    • befestigen Verb (befestige, befestigst, befestigt, befestigte, befestigtet, befestigt)
    • festmachen Verb (mache fest, machst fest, macht fest, machte fest, machtet fest, festgemacht)
    • beglaubigen Verb (beglaubige, beglaubigst, beglaubigt, beglaubigte, beglaubigtet, beglaubigt)
    • heften Verb (hefte, heftest, heftet, heftete, heftetet, geheftet)
    • festhaken Verb (hake fest, hakst fest, hakt fest, hakte fest, haktet fest, festgehakt)
    • anbinden Verb (binde an, bindest an, bindet an, band an, bandet an, angebunden)
    • anheften Verb (hefte an, heftest an, heftet an, heftete an, heftetet an, angeheftet)
    • festheften Verb (hefte fest, heftest fest, heftet fest, heftete fest, heftetet fest, festgeheftet)

Übersetzung Matrix für ergens aan bevestigen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anbinden bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aanleggen; aanmeren; afbinden; afmeren; afsnoeren; bevestigen; knopen; meren; strikken; vastbinden; vastknopen; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren
anheften bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten aanhechten; aanspelden; bevestigen; hechten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastlijmen; vastmaken; vastplakken
befestigen bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aanleggen; aanmeren; afmeren; bevestigen; knopen; meren; strikken; vastbinden; vastknopen; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vastzetten; verbinden; verzekeren
beglaubigen bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten bekrachtigen; bestempelen; bevestigen; bezegelen; certificeren; goedkeuren; homologeren; merken; waarmerken
festhaken bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten doordouwen; doorzetten; ergens aan hangen; haken; inhaken; ophangen
festheften bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten aanhechten; bevestigen; hechten; lijmen; nieten; opplakken; pinnen; spelden; vasthechten; vastlijmen; vastnieten; vastpinnen; vastplakken; vastprikken; vastspelden
festmachen bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten aan elkaar bevestigen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aanleggen; aanmeren; afbinden; afmeren; afsnoeren; bepalen; bevestigen; determineren; in de val laten lopen; knopen; meren; strikken; vastbinden; vastknopen; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vastsjorren; vaststellen; vastzetten; verankeren; verbinden; verzekeren
heften bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten aan elkaar kleven; aaneenplakken; aanhechten; aanleggen; aanmeren; afmeren; bevestigen; hechten; klitten; lijmen; meren; nieten; opplakken; opprikken; plakken; vastbinden; vasthechten; vastleggen; vastlijmen; vastmaken; vastmeren; vastnaaien; vastnieten; vastplakken; vastzetten; verbinden; verzekeren

Verwandte Übersetzungen für ergens aan bevestigen