Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. dichtstoppen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für dichtstoppen (Niederländisch) ins Deutsch

dichtstoppen:

dichtstoppen Verb (stop dicht, stopt dicht, stopte dicht, stopten dicht, dichtgestopt)

  1. dichtstoppen (dichtmaken; dichten; stoppen)
    zumachen; schließen; abschliessen; verschließen; abdichten; sperren
    • zumachen Verb (mache zu, machst zu, macht zu, machte zu, machtet zu, zugemacht)
    • schließen Verb (schließe, schließest, schließt, schloß, schloßt, geschlossen)
    • abschliessen Verb (schließe ab, schließst ab, schließt ab, schloß ab, schloßet ab, abgeschlossen)
    • verschließen Verb (verschließe, verschließt, verschloß, verschloßt, verschlossen)
    • abdichten Verb (dichte ab, dichtest ab, dichtet ab, dichtete ab, dichtetet ab, abgedichtet)
    • sperren Verb (sperre, sperrst, sperrt, sperrte, sperrtet, gesperrt)

Konjugationen für dichtstoppen:

o.t.t.
  1. stop dicht
  2. stopt dicht
  3. stopt dicht
  4. stoppen dicht
  5. stoppen dicht
  6. stoppen dicht
o.v.t.
  1. stopte dicht
  2. stopte dicht
  3. stopte dicht
  4. stopten dicht
  5. stopten dicht
  6. stopten dicht
v.t.t.
  1. heb dichtgestopt
  2. hebt dichtgestopt
  3. heeft dichtgestopt
  4. hebben dichtgestopt
  5. hebben dichtgestopt
  6. hebben dichtgestopt
v.v.t.
  1. had dichtgestopt
  2. had dichtgestopt
  3. had dichtgestopt
  4. hadden dichtgestopt
  5. hadden dichtgestopt
  6. hadden dichtgestopt
o.t.t.t.
  1. zal dichtstoppen
  2. zult dichtstoppen
  3. zal dichtstoppen
  4. zullen dichtstoppen
  5. zullen dichtstoppen
  6. zullen dichtstoppen
o.v.t.t.
  1. zou dichtstoppen
  2. zou dichtstoppen
  3. zou dichtstoppen
  4. zouden dichtstoppen
  5. zouden dichtstoppen
  6. zouden dichtstoppen
en verder
  1. is dichtgestopt
  2. zijn dichtgestopt
diversen
  1. stop dicht!
  2. stopt dicht!
  3. dichtgestopt
  4. dichtstoppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dichtstoppen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abdichten dichten; dichtmaken; dichtstoppen; stoppen afdichten; breeuwen; dichtdoen; dichten; dichtmaken; gaten stoppen; isoleren; koudebestendig maken; sluiten; toedoen; toetrekken; verzegelen
abschliessen dichten; dichtmaken; dichtstoppen; stoppen afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtknopen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; toedoen; toetrekken; vergrendelen; verzegelen
schließen dichten; dichtmaken; dichtstoppen; stoppen afbetalen; afgrendelen; afleiden; afrekenen; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; bijsluiten; bijvoegen; borgen; breeuwen; deduceren; dicht maken; dichtdoen; dichtdraaien; dichten; dichtgaan; dichtknopen; dichtmaken; dichtvallen; een einde maken aan; eindigen; gaten stoppen; grendelen; insluiten; locken; op slot doen; op slot zetten; ophouden; sluiten; stoppen; toedoen; toemaken; toetrekken; toevallen; toevoegen; vereffenen; vergrendelen; verrekenen; verwijderen; zich sluiten
sperren dichten; dichtmaken; dichtstoppen; stoppen afgrendelen; afsluiten; blokkeren; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; stremmen; toedoen; toemaken; toetrekken; vergrendelen
verschließen dichten; dichtmaken; dichtstoppen; stoppen afgrendelen; afsluiten; borgen; detineren; dichtdoen; dichtmaken; gevangenhouden; grendelen; in hechtenis houden; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; toedoen; toemaken; toetrekken; vasthouden; vergrendelen
zumachen dichten; dichtmaken; dichtstoppen; stoppen aantrekken; afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtbinden; dichtdoen; dichtknopen; dichtmaken; dichttrekken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; toebinden; toedoen; toemaken; toetrekken; vergrendelen