Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- dichten:
-
Wiktionary:
- dichten → schließen, pfropfen, stopfen, verstopfen, zustopfen
Niederländisch
Detailübersetzungen für dichten (Niederländisch) ins Deutsch
dichten:
-
dichten (breeuwen)
-
dichten (dichtstoppen; dichtmaken; stoppen)
-
dichten (afdichten)
-
dichten (gedichten schrijven)
-
dichten (verzen maken)
Konjugationen für dichten:
o.t.t.
- dicht
- dicht
- dicht
- dichten
- dichten
- dichten
o.v.t.
- dichtte
- dichtte
- dichtte
- dichtten
- dichtten
- dichtten
v.t.t.
- heb gedicht
- hebt gedicht
- heeft gedicht
- hebben gedicht
- hebben gedicht
- hebben gedicht
v.v.t.
- had gedicht
- had gedicht
- had gedicht
- hadden gedicht
- hadden gedicht
- hadden gedicht
o.t.t.t.
- zal dichten
- zult dichten
- zal dichten
- zullen dichten
- zullen dichten
- zullen dichten
o.v.t.t.
- zou dichten
- zou dichten
- zou dichten
- zouden dichten
- zouden dichten
- zouden dichten
diversen
- dicht!
- dicht!
- gedicht
- dichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het dichten (verzen maken)
Übersetzung Matrix für dichten:
Computerübersetzung von Drittern: