Niederländisch
Detailübersetzungen für dichtbinden (Niederländisch) ins Deutsch
dichtbinden:
Konjugationen für dichtbinden:
o.t.t.
- bind dicht
- bindt dicht
- bindt dicht
- binden dicht
- binden dicht
- binden dicht
o.v.t.
- bond dicht
- bond dicht
- bond dicht
- bonden dicht
- bonden dicht
- bonden dicht
v.t.t.
- heb dichtgebonden
- hebt dichtgebonden
- heeft dichtgebonden
- hebben dichtgebonden
- hebben dichtgebonden
- hebben dichtgebonden
v.v.t.
- had dichtgebonden
- had dichtgebonden
- had dichtgebonden
- hadden dichtgebonden
- hadden dichtgebonden
- hadden dichtgebonden
o.t.t.t.
- zal dichtbinden
- zult dichtbinden
- zal dichtbinden
- zullen dichtbinden
- zullen dichtbinden
- zullen dichtbinden
o.v.t.t.
- zou dichtbinden
- zou dichtbinden
- zou dichtbinden
- zouden dichtbinden
- zouden dichtbinden
- zouden dichtbinden
en verder
- is dichtgebonden
- zijn dichtgebonden
diversen
- bind dicht!
- bindt dicht!
- dichtgebonden
- dichtbindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für dichtbinden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
zubinden | dichtbinden; toebinden | |
zumachen | dichtbinden; toebinden | aantrekken; afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichten; dichtknopen; dichtmaken; dichtstoppen; dichttrekken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; stoppen; toedoen; toemaken; toetrekken; vergrendelen |