"broedsel" übersetzt von Niederländische ins Deutsch--Interglot

Übersicht

Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten

Niederländisch

Detailübersetzungen für broedsel (Niederländisch) ins Deutsch

het broedsel (broed; gebroed)
die Brut; die Sprößlinge; Gezücht
- Brut [die ~] Nomen
- Sprößlinge [die ~] Nomen
- Gezücht [das ~] Nomen

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
Brut	broed; broedsel; gebroed	broeden; gajes; gebroed; gespuis
Gezücht	broed; broedsel; gebroed	aanfok; fok; fokkerij; gebroed; gepeupel; gespuis; grauw; plebs; rapaille; teelt; telen; veefokkerij; verbouw; voortbrenging; voortplanting
Sprößlinge	broed; broedsel; gebroed	scheuten; schoten; spruiten; stekken