Niederländisch
Detailübersetzungen für bergoprijden (Niederländisch) ins Deutsch
bergoprijden:
-
bergoprijden
hinauffahren-
hinauffahren Verb (fahre hinauf, fährst hinauf, fährt hinauf, fuhr hinauf, fuhrt hinauf, hinaufgefahren)
-
Konjugationen für bergoprijden:
o.t.t.
- rijd bergop
- rijdt bergop
- rijdt bergop
- rijden bergop
- rijden bergop
- rijden bergop
o.v.t.
- reed bergop
- reed bergop
- reed bergop
- reden bergop
- reden bergop
- reden bergop
v.t.t.
- ben bergopgereden
- bent bergopgereden
- is bergopgereden
- zijn bergopgereden
- zijn bergopgereden
- zijn bergopgereden
v.v.t.
- was bergopgereden
- was bergopgereden
- was bergopgereden
- waren bergopgereden
- waren bergopgereden
- waren bergopgereden
o.t.t.t.
- zal bergoprijden
- zult bergoprijden
- zal bergoprijden
- zullen bergoprijden
- zullen bergoprijden
- zullen bergoprijden
o.v.t.t.
- zou bergoprijden
- zou bergoprijden
- zou bergoprijden
- zouden bergoprijden
- zouden bergoprijden
- zouden bergoprijden
diversen
- rijd bergop!
- rijdt bergop!
- bergopgereden
- bergoprijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bergoprijden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
hinauffahren | bergoprijden | naar boven rijden; omhoogrijden; oprijden; opwaarts rijden |