Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. bereidvaardig:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bereidvaardig (Niederländisch) ins Deutsch

bereidvaardig:

bereidvaardig Adjektiv

  1. bereidvaardig (gewillig)
    klar; bereit; einsatzbereit; geneigt; parat
  2. bereidvaardig (bereidwillig; welwillend)

Übersetzung Matrix für bereidvaardig:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bereit bereidvaardig; gewillig af; afgedaan; afgelopen; bereid; doorgekookt; gaar; gedaan; genegen; gereed; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; voltooid; voorbij
bereitwillig bereidvaardig; bereidwillig; welwillend aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; bereidwillig; gedienstig; goedaardig; goedhartig; goedschiks; goedwillig; hulpvaardig; inschikkelijk; plezierig; tegemoetkomend; toeschietelijk; voorkomend; vriendelijk; welwillend; zachtaardig
einsatzbereit bereidvaardig; gewillig af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; operationeel; over; paraat; uit; voltooid; voorbij
geneigt bereidvaardig; gewillig gebogen; genegen; gezind; van plan; van zins; voorovergebogen
gutherzig bereidvaardig; bereidwillig; welwillend aangenaam; aardig; attent; barmhartig; behulpzaam; clement; genaderijk; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; hulpvaardig; mak; mild; plezierig; vergevend; voorkomend; vriendelijk; welwillend; zacht; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig
gutwillig bereidvaardig; bereidwillig; welwillend goedwillig; welwillend
klar bereidvaardig; gewillig aanschouwelijk; af; afgedaan; afgelopen; begrijpelijk; direct; doorgrond; doorzien; duidelijk; eenduidig; flagrant; gekookt; gereed; geëindigd; helder; herkenbaar; klaar; klare; lichtgevend; lumineus; onbewolkt; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; op heterdaad; over; overduidelijk; paraat; recht door zee; regelrecht; uit; verhelderend; verstaanbaar; voltooid; voorbij; zo klaar als een klontje; zonneklaar
parat bereidvaardig; gewillig af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; voltooid; voorbij
wohlwollend bereidvaardig; bereidwillig; welwillend amicaal; barmhartig; coöperatief; genaderijk; goedaardig; goedgunstig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goedwillig; goeiig; hartelijk; kameraadschappelijk; medewerkend; mild; minnelijk; op een aardige manier; vergevend; vriendelijk; vriendschappelijk; welwillend; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig

Verwandte Wörter für "bereidvaardig":

  • bereidvaardigheid, bereidvaardige