Niederländisch
Detailübersetzungen für beginnen te werken (Niederländisch) ins Deutsch
beginnen te werken:
beginnen te werken Verb (begin te werken, begint te werken, begon te werken, begonnen te werken, begonnen te werken)
-
beginnen te werken (beginnen met werk)
einschalten; anfangen zu arbeiten-
einschalten Verb (schalte ein, schaltest ein, schaltet ein, schaltete ein, schaltetet ein, eingeschaltet)
-
anfangen zu arbeiten Verb
-
Konjugationen für beginnen te werken:
o.t.t.
- begin te werken
- begint te werken
- begint te werken
- beginnen te werken
- beginnen te werken
- beginnen te werken
o.v.t.
- begon te werken
- begon te werken
- begon te werken
- begonnen te werken
- begonnen te werken
- begonnen te werken
v.t.t.
- ben begonnen te werken
- bent begonnen te werken
- is begonnen te werken
- zijn begonnen te werken
- zijn begonnen te werken
- zijn begonnen te werken
v.v.t.
- was begonnen te werken
- was begonnen te werken
- was begonnen te werken
- waren begonnen te werken
- waren begonnen te werken
- waren begonnen te werken
o.t.t.t.
- zal beginnen te werken
- zult beginnen te werken
- zal beginnen te werken
- zullen beginnen te werken
- zullen beginnen te werken
- zullen beginnen te werken
o.v.t.t.
- zou beginnen te werken
- zou beginnen te werken
- zou beginnen te werken
- zouden beginnen te werken
- zouden beginnen te werken
- zouden beginnen te werken
diversen
- begin te werken!
- begint te werken!
- begonnen te werken
- beginnend te werken
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für beginnen te werken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anfangen zu arbeiten | beginnen met werk; beginnen te werken | |
einschalten | beginnen met werk; beginnen te werken | aandoen; aandraaien; aanmaken; aanzetten; in werking stellen; inbrengen; inpassen; inschakelen; invoegen; opstarten; overgaan op nieuwe rijbaan; passen in; starten; tussenlassen |