Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Deutsch ->übersetze afspiegelen

übersetze afspiegelen von Niederländische ins Deutsch

Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. afspiegelen:

Niederländisch

Detailübersetzungen für afspiegelen (Niederländisch) ins Deutsch

afspiegelen:

afspiegelen Verb (spiegel af, spiegelt af, spiegelde af, spiegelden af, afgespiegeld)

  1. afspiegelen
    widerspiegeln
    • widerspiegeln Verb (widerspiegele, widerspiegelst, widerspiegelt, widerspiegelte, widerspiegeltet, widerspiegelt)

Konjugationen für afspiegelen:

o.t.t.
  1. spiegel af
  2. spiegelt af
  3. spiegelt af
  4. spiegelen af
  5. spiegelen af
  6. spiegelen af
o.v.t.
  1. spiegelde af
  2. spiegelde af
  3. spiegelde af
  4. spiegelden af
  5. spiegelden af
  6. spiegelden af
v.t.t.
  1. heb afgespiegeld
  2. hebt afgespiegeld
  3. heeft afgespiegeld
  4. hebben afgespiegeld
  5. hebben afgespiegeld
  6. hebben afgespiegeld
v.v.t.
  1. had afgespiegeld
  2. had afgespiegeld
  3. had afgespiegeld
  4. hadden afgespiegeld
  5. hadden afgespiegeld
  6. hadden afgespiegeld
o.t.t.t.
  1. zal afspiegelen
  2. zult afspiegelen
  3. zal afspiegelen
  4. zullen afspiegelen
  5. zullen afspiegelen
  6. zullen afspiegelen
o.v.t.t.
  1. zou afspiegelen
  2. zou afspiegelen
  3. zou afspiegelen
  4. zouden afspiegelen
  5. zouden afspiegelen
  6. zouden afspiegelen
diversen
  1. spiegel af!
  2. spiegelt af!
  5. afgespiegeld
  6. afspiegelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für afspiegelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
widerspiegeln afspiegelen reflecteren; terugkaatsen; weerkaatsen; weerschijnen; weerspiegelen







Kostenfreie, schnelle Übersetzungen

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Seite gezeigt in 0.0150 Sekunden
Seite aufgebaut in 1.0 Sekunden