Niederländisch
Detailübersetzungen für afplatten (Niederländisch) ins Deutsch
afplatten:
Konjugationen für afplatten:
o.t.t.
- plat af
- plat af
- plat af
- platten af
- platten af
- platten af
o.v.t.
- platte af
- platte af
- platte af
- platten af
- platten af
- platten af
v.t.t.
- heb afgeplat
- hebt afgeplat
- heeft afgeplat
- hebben afgeplat
- hebben afgeplat
- hebben afgeplat
v.v.t.
- had afgeplat
- had afgeplat
- had afgeplat
- hadden afgeplat
- hadden afgeplat
- hadden afgeplat
o.t.t.t.
- zal afplatten
- zult afplatten
- zal afplatten
- zullen afplatten
- zullen afplatten
- zullen afplatten
o.v.t.t.
- zou afplatten
- zou afplatten
- zou afplatten
- zouden afplatten
- zouden afplatten
- zouden afplatten
diversen
- plat af!
- plat af!
- afgeplat
- afplattende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für afplatten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
abplatten | afplatten; effenen; platmaken | |
ebnen | afplatten; effenen; platmaken | effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; nivelleren; rechtmaken; vereffenen; vlak maken |
egalisieren | afplatten; effenen; platmaken | afdekken; afruimen; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; nivelleren; opruimen; vereffenen; vlak maken |