Niederländisch
Detailübersetzungen für afloeren (Niederländisch) ins Deutsch
afloeren:
-
afloeren
Konjugationen für afloeren:
o.t.t.
- loer af
- loert af
- loert af
- loeren af
- loeren af
- loeren af
o.v.t.
- loerde af
- loerde af
- loerde af
- loerden af
- loerden af
- loerden af
v.t.t.
- heb afgeloerd
- hebt afgeloerd
- heeft afgeloerd
- hebben afgeloerd
- hebben afgeloerd
- hebben afgeloerd
v.v.t.
- had afgeloerd
- had afgeloerd
- had afgeloerd
- hadden afgeloerd
- hadden afgeloerd
- hadden afgeloerd
o.t.t.t.
- zal afloeren
- zult afloeren
- zal afloeren
- zullen afloeren
- zullen afloeren
- zullen afloeren
o.v.t.t.
- zou afloeren
- zou afloeren
- zou afloeren
- zouden afloeren
- zouden afloeren
- zouden afloeren
diversen
- loer af!
- loert af!
- afgeloerd
- afloerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für afloeren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
abgucken | afloeren |