Niederländisch
Detailübersetzungen für aflik (Niederländisch) ins Deutsch
aflikken:
-
aflikken (likken)
Konjugationen für aflikken:
o.t.t.
- lik af
- likt af
- likt af
- likken af
- likken af
- likken af
o.v.t.
- likte af
- likte af
- likte af
- likten af
- likten af
- likten af
v.t.t.
- heb afgelikt
- hebt afgelikt
- heeft afgelikt
- hebben afgelikt
- hebben afgelikt
- hebben afgelikt
v.v.t.
- had afgelikt
- had afgelikt
- had afgelikt
- hadden afgelikt
- hadden afgelikt
- hadden afgelikt
o.t.t.t.
- zal aflikken
- zult aflikken
- zal aflikken
- zullen aflikken
- zullen aflikken
- zullen aflikken
o.v.t.t.
- zou aflikken
- zou aflikken
- zou aflikken
- zouden aflikken
- zouden aflikken
- zouden aflikken
diversen
- lik af!
- likt af!
- afgelikt
- aflikkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aflikken:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ablecken | aflikken; likken | |
lecken | aflikken; likken | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ablecken | aflikken; likken | snoepen |
lecken | aflikken; likken | afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; lek zijn; lekken; sijpelen; snoepen; uitdruppelen |