Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. aanstormen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanstormen (Niederländisch) ins Deutsch

aanstormen:

aanstormen Verb (storm aan, stormt aan, stormde aan, stormden aan, aangestormd)

  1. aanstormen
    anstürmen
    • anstürmen Verb (stürme an, stürmst an, stürmt an, stürmte an, stürmtet an, angestürmt)

Konjugationen für aanstormen:

o.t.t.
  1. storm aan
  2. stormt aan
  3. stormt aan
  4. stormen aan
  5. stormen aan
  6. stormen aan
o.v.t.
  1. stormde aan
  2. stormde aan
  3. stormde aan
  4. stormden aan
  5. stormden aan
  6. stormden aan
v.t.t.
  1. ben aangestormd
  2. bent aangestormd
  3. is aangestormd
  4. zijn aangestormd
  5. zijn aangestormd
  6. zijn aangestormd
v.v.t.
  1. was aangestormd
  2. was aangestormd
  3. was aangestormd
  4. waren aangestormd
  5. waren aangestormd
  6. waren aangestormd
o.t.t.t.
  1. zal aanstormen
  2. zult aanstormen
  3. zal aanstormen
  4. zullen aanstormen
  5. zullen aanstormen
  6. zullen aanstormen
o.v.t.t.
  1. zou aanstormen
  2. zou aanstormen
  3. zou aanstormen
  4. zouden aanstormen
  5. zouden aanstormen
  6. zouden aanstormen
diversen
  1. storm aan!
  2. stormt aan!
  3. aangestormd
  4. aanstormende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aanstormen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anstürmen aanstormen aanvallen; afstormen op; attaqueren; bestormen; overvallen; stormlopen