Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- aangeschoten:
- aanschieten:
-
Wiktionary:
- aangeschoten → beschwippst, angetrunken
- aangeschoten → angeheitert, beschwipst
Niederländisch
Detailübersetzungen für aangeschoten (Niederländisch) ins Deutsch
aangeschoten:
-
aangeschoten (getroffen)
getroffen; angeschossen; verletzt; verwundet-
getroffen Adjektiv
-
angeschossen Adjektiv
-
verletzt Adjektiv
-
verwundet Adjektiv
-
-
aangeschoten (tipsy; beneveld; teut; beschonken)
betrunken; benebelt; angeheitert; blau; besoffen; angesäuselt; stock betrunken; stock besoffen; voll; berauscht; duselig; schwer betrunken; völlig betrunken; besäuselt-
betrunken Adjektiv
-
benebelt Adjektiv
-
angeheitert Adjektiv
-
blau Adjektiv
-
besoffen Adjektiv
-
angesäuselt Adjektiv
-
stock betrunken Adjektiv
-
stock besoffen Adjektiv
-
voll Adjektiv
-
berauscht Adjektiv
-
duselig Adjektiv
-
schwer betrunken Adjektiv
-
völlig betrunken Adjektiv
-
besäuselt Adjektiv
-
-
aangeschoten (beneveld; beschonken; dronken)
Übersetzung Matrix für aangeschoten:
Wiktionary Übersetzungen für aangeschoten:
aangeschoten
Cross Translation:
adjective
-
een beetje dronken
- aangeschoten → beschwippst; angetrunken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aangeschoten | → angeheitert; beschwipst | ↔ tipsy — slightly drunk |
• aangeschoten | → angeheitert; beschwipst | ↔ gris — Saoul |
aangeschoten form of aanschieten:
-
aanschieten
Konjugationen für aanschieten:
o.t.t.
- schiet aan
- schiet aan
- schiet aan
- schieten aan
- schieten aan
- schieten aan
o.v.t.
- schoot aan
- schoot aan
- schoot aan
- schoten aan
- schoten aan
- schoten aan
v.t.t.
- heb aangeschoten
- hebt aangeschoten
- heeft aangeschoten
- hebben aangeschoten
- hebben aangeschoten
- hebben aangeschoten
v.v.t.
- had aangeschoten
- had aangeschoten
- had aangeschoten
- hadden aangeschoten
- hadden aangeschoten
- hadden aangeschoten
o.t.t.t.
- zal aanschieten
- zult aanschieten
- zal aanschieten
- zullen aanschieten
- zullen aanschieten
- zullen aanschieten
o.v.t.t.
- zou aanschieten
- zou aanschieten
- zou aanschieten
- zouden aanschieten
- zouden aanschieten
- zouden aanschieten
diversen
- schiet aan!
- schiet aan!
- aangeschoten
- aanschietende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aanschieten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anhauen | aanschieten | |
anrumpeln | aanschieten | |
ansprechen | aanschieten | aanroepen; aanspreken; appelleren aan; appelleren aan het gevoel; bediscussiëren; bepraten; bespreken; beïnvloeden; doorpraten; doorspreken; erop ingaan; iemand aanspreken; iemand adresseren; iemand toespreken; ingaan op; praaien; praten over; raken; reageren op; spreken tot iemand; treffen |