Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Baubaracke
|
barak; bouwkeet; hangaar; keet; loods
|
|
Baubude
|
barak; bouwkeet; bouwvakkersonderkomen; hangaar; keet; loods
|
directiekeet
|
Bauhütte
|
barak; bouwkeet; hangaar; keet; loods
|
|
Chaos
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
bende; knoeiboel; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; soepzootje; troep; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warhoop; warwinkel; wirwar; zooi; zooitje; zootje
|
Durcheinander
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
beestenboel; bende; geharrewar; knoeiboel; menging; puinhoop; puinzooi; rommel; rommelig gedoe; rotzooi; soepzootje; troep; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warhoop; warwinkel; wirwar; zooi; zooitje; zootje
|
Erfreulichkeit
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
blijheid; blijmoedigheid; opgewektheid; vrolijkheid
|
Feudenruf
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
blijheid; blijmoedigheid; gejuich; jubel; opgewektheid; vrolijkheid
|
Flause
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
dwaasheid; gekheid; gekkigheid; gekte; idioterie; malheid; zotheid
|
Freude
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
aardigheid; blijdschap; blijheid; blijmoedigheid; content; genoegen; genot; jolijt; jool; leukheid; leut; lust; opgewektheid; plezier; pret; tevredenheid; vreugde; vrolijkheid
|
Freudenfest
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
blijheid; blijmoedigheid; opgewektheid; vreugdefeest; vrolijkheid
|
Freudentaumel
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
blijheid; blijmoedigheid; gejuich; jubel; opgewektheid; vrolijkheid
|
Frohsinn
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
blijheid; blijmoedigheid; hupsheid; joligheid; jolijt; lustigheid; opgewektheid; plezier; pret; uitgelatenheid; vreugde; vrolijkheid
|
Fröhlichkeit
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
betovering; blijdschap; blijheid; blijmoedigheid; extase; geestvervoering; hupsheid; joligheid; jolijt; lustigheid; opgetogenheid; opgewektheid; plezier; pret; trance; uitgelatenheid; verrukking; vervoering; vreugde; vrolijkheid
|
Gaudi
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
gein; lol; plezier
|
Gefallen
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
aardigheid; blijheid; blijmoedigheid; content; genoegen; genot; jool; leut; lust; opgewektheid; plezier; pret; tevredenheid; vrolijkheid
|
Genuß
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
aardigheid; blijheid; blijmoedigheid; content; geneugte; genieten; genoegen; genot; opgewektheid; plezier; tevredenheid; vrolijkheid
|
Geselligkeit
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
behaaglijkheid; beroering; blijheid; blijmoedigheid; drukte; gemoedelijkheid; geraas; gerieflijkheid; gezelligheid; heibel; heksenketel; knusheid; lawaai; leven; opgewektheid; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult; vrolijkheid
|
Gewirr
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
beroering; drukte; gedoe; geraas; grote menigte; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; omhaal; ophef; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; tumult; veel mensen; wirwar
|
Glückseligkeit
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
blijheid; blijmoedigheid; fortuin; geluk; gelukkigheid; gelukzaligheid; heerlijkheid; het gelukkig-zijn; opgewektheid; verlossing; vrolijkheid; zaligheid
|
Heiterkeit
|
gein; jolijt; jool; keet; leut; lol; plezier; pret; pretmakerij
|
blijheid; blijmoedigheid; hartelijkheid; hilariteit; hupsheid; joligheid; jolijt; jovialiteit; lustigheid; opgewektheid; plezier; pret; uitgelatenheid; vreugde; vrolijkheid
|
Hilarität
|
jolijt; jool; keet; lol; plezier; pretmakerij
|
blijheid; blijmoedigheid; opgewektheid; vrolijkheid
|
Jubel
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
blijheid; blijmoedigheid; gejuich; jubel; opgewektheid; vrolijkheid
|
Jux
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
gein; joligheid; lol; plezier
|
Keckheit
|
jolijt; jool; keet; lol; plezier; pretmakerij
|
aardigheid; blijheid; blijmoedigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; opgewektheid; pretje; scherts; vrolijkheid
|
Lebhaftigkeit
|
jolijt; jool; keet; lol; plezier; pretmakerij
|
beroering; beweeglijkheid; blijheid; blijmoedigheid; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; levendigheid; opgewektheid; opschudding; pandemonium; rumoer; temperament; tumult; vrolijkheid; vurigheid
|
Lust
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
aardigheid; begeerte; blijheid; blijmoedigheid; content; drift; genoegen; genot; heftig verlangen; jool; leut; lust; opgewektheid; plezier; pret; seksuele begeerte; tevredenheid; vrolijkheid; wellust
|
Lustigkeit
|
jolijt; jool; keet; lol; plezier; pretmakerij
|
blijheid; blijmoedigheid; hupsheid; joligheid; lustigheid; opgewektheid; uitgelatenheid; vrolijkheid
|
Narrheit
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
absurditeit; dwaasheid; geestigheid; gekheid; gekkigheid; gekte; humor; idioterie; malheid; ongerijmdheid; onverstand; onzinnigheid; waanzinnigheid; zotheid
|
Scherz
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
aardigheid; bak; canard; gein; geintje; gekheid; grap; grapje; grol; kwinkslag; lolletje; mop; poets; pretje; scherts; streek
|
Schäkerei
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
dwaasheid; gebazel; gein; gekheid; gekkenpraat; gekkigheid; gekte; idioterie; lol; mallepraat; plezier; poets; streek; wartaal; zotheid
|
Seligkeit
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
blijheid; blijmoedigheid; gezegende toestand; heil; opgewektheid; verlossing; voorspoed; vrolijkheid; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
|
Spaß
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
aardigheid; bak; blijheid; blijmoedigheid; geestigheid; gein; geintje; gekheid; genoegen; genot; grap; grapje; humor; joligheid; jolijt; jool; leukheid; leut; lol; lolletje; lust; mop; opgewektheid; plezier; poets; pret; pretje; scherts; streek; vreugde; vrolijkheid
|
Spaßen
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
gein; lol; plezier; poets; streek
|
Spleen
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
|
Torheit
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
absurditeit; dwaasheid; gebazel; gekheid; gekkenpraat; gekkenwerk; gekkigheid; gekte; humbug; idioterie; kul; larie; malheid; mallepraat; nonsens; ongerijmdheid; onverstand; onzin; onzinnigheid; wartaal; zotheid; zotteklap
|
Ulk
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
aardigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; poets; pretje; scherts; streek
|
Unordnung
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
het onregelmatig-zijn; ongeregeldheid; onregelmatigheid; ordeloosheid; slordigheid; wanorde; wanordelijkheid; wirwar; zooitje
|
Unsinn
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
apekool; flauwekul; gebabbel; gebazel; gebeuzel; gekeuvel; gekkenpraat; gekkenwerk; geklets; gekwebbel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; malheid; mallepraat; nonsens; onzin; rimram; waanzin; wartaal; zotteklap
|
Vergnügen
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
aardigheid; amusement; blijheid; blijmoedigheid; content; genoegen; genot; joligheid; jolijt; jool; leukheid; leut; lust; opgewektheid; plezier; pret; schik; tevredenheid; vermaak; vermakelijkheid; verstrooiing; vertier; vreugde; vrolijkheid
|
Verrücktheit
|
gein; jolijt; keet; leut; lol; plezier; pret
|
dolheid; dwaasheid; furie; geestesstoring; gekheid; gekkenwerk; gekkigheid; gekte; idioterie; malheid; razernij; uitzinnigheid; verdwaasdheid; verdwazing; zotheid
|
Verwirrung
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
ontsteldheid; verbijstering; verbouwereerdheid; verwardheid; verwarring
|
Verworrenheit
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
verwardheid; verwarring
|
Verwüstung
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
ravage; vernieling; verwoesting
|
Wirbel
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
kruinen; maalstromen; nekwervel; ruggegraatswervel; ruggenwervel; rugwervel; verwardheid; verwarring; wervel; wervels
|
Wirrwarr
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
bende; knoeiboel; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; troep; warboel; warhoop; warwinkel; wirwar; zooi; zootje
|
Other | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Freude
|
|
blijdschap
|